Prinsjesdag. Als ik aan Den Haag denk en aan prinsjesdag zie ik mensen en paarden. Ik zie een 19e-eeuwse begrafenisstoet met rouwkoets, en mannen in pakken en vrouwen met hoeden en sluiers. Ze schrijden voort op trage marsmuziek. Ik denk dat Ingrid Thijssen, voorzitter van werkgevers organisatie VNO-NCW op radio 1 bij Sven Kockelmann de stemming goed symbolische goed aanvoelde: Ik draag rood, zegt zij. Rode jurk, rode hoed, zoals de socialisten. Wij hebben gewonnen. Rechts. Jullie verloren. For Ever. We vieren de begrafenis van links.
Voorbij optimisme, voorbij idealisme, voorbij wat goodmensch heet. Hier is de nieuwe, bange, altijd zichzelf overschreeuwende, rechts conservatieve wereld. Het volk heeft gesproken. Wij hebben gelijk. En we mogen weer (bij)gelovig zijn, want wetenschap en cijfers liegen ook. Het is toch waar dat er ooit nog veel meer vluchtelingen en buitenlanders zullen zijn, niet buiten maar ook binnen de grenzen, van het betamelijke dan. Het is toch waar dat we meer moeten bouwen, iedereen zijn eigen hok in een veilige Vinex woonwoestijn.
Bouwen, bouwen, bouwen, waar halen we anders geld vandaan? Grotere huizen, voor grotere auto’s. Brede banden op het erf van een woonwoestijn omringd door verbrandde velden. Ingespoten mest en uitgestrooide pesticiden, zodat wat ooit bouwland was nu één enorme zandbak is. Dood. Dood water aan de randen, water zonder, zonder leven, libellen of libellelarven, ringslangen, watertor. Want wat voor het wilde leven geldt, geldt ook voor de exoten. Krabben, denk ik, en wolven ook, want als je het niet eten kunt dan eet het jou.
En op de autoweg arbitert een agent. Hij heeft in de ene hand een taser en in de andere een vlag: klaar voor de start is af! Op de vluchtstrook kijken de laatste langzame mensen toe. Vluchtstrook? We moeten een ander woord verzinnen, vluchten kan meer.
—
Ach verdomme. Tegenover deze overwegingen wil ik graag de ervaring plaatsen van een boek dat ik gelezen heb. Het archief van Thomas Heerma van Voss. Ik kocht het vooral vanwege de eerste regels van het boek.
Mijn vader vertrouwde spullen meer dan mensen. De torens van papier rondom zijn bureau, de tijdschriften en notulen, de poppenhuizen, tasjes, pennen en paperclips, dvd’s, videobanden: mijn moeder beschouwde het vooral als rommel, hij zag voorwerpen die hij door en door kende en die altijd nog eens van pas konden komen.
Het boek is uitstekend geschreven en blijkt ook op een andere manier te gaan over wat me aan het hart ligt, werken voor een schijnbaar verloren zaak, iets in een niche. Pierre, de hoofdpersoon in het boek, zit in de redactie van een literair tijdschrift, ARABESK, en die activiteit doet sterk denken aan wat ik uit de culturele sector ken. ARABESK is ook daadwerkelijk uitgegeven, Najaar 2024, literair tijdschrift ׀ sinds 1974. Het wordt in Atheaneum gepresenteerd. En het is amusant om iedereen te horen spreken. Er is een jonge vrouw die ook voor Tubelight heeft gewerkt. Ze leest een fantastisch stuk voor over dragraces voor auto’s. Dat geeft hoop.
Toch is er ook iets wat wringt. Misschien heeft dat met mij te maken en mijn leeftijd. 1974, toen was ik 12. Maar ik ben nog altijd ouder dan de jonge generatie. Begrijpen wij elkaar nog wel? Deze opmerking voert direct terug naar dat nare gevoel over prinsjesdag. Het lijkt alsof er daadwerkelijk veel elan verloren ging. Maar ik weet dat dit niet waar is. Het fantastische verhaal van Nienke Becker, Stil valt de eik, met de dragracende boeren bewijst het tegendeel.
Het Archief, Thomas Heerma van Voss, Das Mag 2004
Arabesk, een verademing in de digitale wereld, Najaar 2024, lieterair tijdschrift ׀ sinds 1974
Columns van Rien Monshouwer & Saskia Monshouwer – schrijvers met dezelfde achternaam, maar we zijn geen familie. We zijn naamgenoten, ‘tocayo’ in het Spaans. Ik kom dat woord tegen in een brief van Vibeke Mascini, onderdeel van haar correspondentie met Ella Finer, gepubliceerd onder de titel Silent Whale Letters. Dat Rien en ik besloten hebben om te corresponderen, heeft te maken met onze voorkeuren. Rien is beeldend kunstenaar met een grote liefde voor literatuur. Ik ben een critica met een grote interesse in literatuur en beeldende kunst. Zijn wij de helicopter en de walvis van Vibeke Mascini? Zijn wij de paraplu en de schrijfmachine op de ontleedtafel? Welke frequentie gaat de bandbreedte van onze correspondentie bepalen?