27. saskia monshouwer

Beste Rien,

Er was al een kleine opzet voor deze brief en terwijl ik het schrijven weer oppak, heeft J. je aan de telefoon. Ik hoor je stem op afstand, volg het gesprek. Wat ben ik blij om van je te horen. Het was geen sinecure – zoals J. altijd zegt – maar je stem klinkt als van ouds. Ons fysiek heeft vreemde streken en er komt een moment dat je niet anders kan dan je daaraan over te geven. Als ik spreek over verdriet en angst voor verlies, ben niet nuchter, in tegendeel. Ik zet mijn gevoelens ‘on hold’. Ik temper ze en neutraliseer – voor zover dat mogelijk is – mijn verwachtingen. Tegelijkertijd, en daar komt dat prachtige brievenboek van Elisabeth Bishop weer voorbij, denk ik na. Nadenken is bijna zoiets als mediteren. In mijn halfslaap herhaal ik zinnen uit One Art, The art of losing isn’t hard to master, en ik peins over de hardheid van het wrede (Write it!), volgt: disaster.

Er gebeurt zoveel de laatste dagen, het persoonlijke verlies vermengt zich met wat er buiten mijn eigen kring gebeurt. Verlies, J. en ik beginnen er de ochtend mee. We drinken koffie in bed en spreken als een soort tweede wakker worden over de wereld, het verlies van idealen en ambities, van zekerheden, van vrienden – zelfvertrouwen. We spreken niet over de angst om elkaar. Ook deze gesprekken worden op de achtergrond door de brieven van Elisabeth Bishop begeleidt. Nadat Lota overleden is en zij naar een nieuw leven streeft in de Verenigde Staten en haar huis in Brazilië bezoekt, klinken haar brieven anders. Er is geen sprake meer van een vrolijk nieuwsgierige springerigheid, dat aantrekkelijk schalkse; Ze schrijft nu hele zinnen, spreekt zich uit in een trage, treurige toon. Bitter ook. Gemis.

Verlies. Er zijn verschillende redenen waarom ik daar over nadenk. Het heeft te maken met leeftijd en de leeftijd van de mensen die mij lief zijn – er zijn wat mensen ziek en ik raak er tegen beter weten in steeds meer aan gewend – maar het heeft ook te maken met mijn werk de kunst met de wereld in haar kielzog.
Om bij het laatste te beginnen, ik schrik van het extremisme dat op dit moment de kop op steekt. Iedereen spreekt over Trump, maar ik denk dat het in Nederland erger is, geniepiger en vilein: Als kleine groepen mensen zich zo agressief mogen uiten tegen niet meer dan een plan om een ruimte in te richten om mensen op te vangen die al hier zijn – varkenspootjes aan het hek, vuurwerk, vaders, zonen, vuisten, harde blauwogige, rondlippige, rondborstige vrouwen, rubberen laarzen aan, boodschappentassen – hoe kan je je dan nog uiten als je het niet eens met ze bent? Wat volgt op die agressie is stilte: Betekent dit ‘zwijgen is toestemmen’? Of worden er mensen – worden wij – tot zwijgen gebracht? Overal hoor ik dat er geen plek is – mensen zijn daarvan echt overtuigd, terwijl die krapte een vertekening is. Een vertekening die een oplossing tegenwerkt. Ik ben inmiddels lid van omroep zwart en deed mee aan de antifascisme mars. In radioprogramma’s zeggen politici dat ze het geweld afwijzen, maar, zeggen ze, ze begrijpen de onderstroom van die agressie zo goed. (Okay?) Denken, noch geschreven woorden tellen. Het gaat om de onderstroom, het onderbuik gevoel van de samenleving.

Kunst redt me niet uit deze situatie. Hoewel ik mijn protest graag wil laten horen, voel ik me niet thuis in het gezelschap van activisten en activistische kunstenaars. Werk en elan bevallen me, maar pas ik erbij? Met veel plezier bezoek ik een avond in Perdu waar studenten van de afdeling Critical Studies van het Sandberg Instituut performances doen en lezingen geven. ‘Studies for No | Critical Studies at Perdu’, een zaal vol wilde, jonge mensen die vanuit persoonlijk, artistiek perspectief hun (kritische) visie op de wereld geven. Gender, Palestina, wereldeconomie, de wolf, het komt allemaal aan de orde en ik vind het een eer om erbij te kunnen zijn. Maar hoe voeg ik mezelf en mijn standpunten in? Ik ben een post-menopauze, witte, cisgender vrouw, om jargon te gebruiken. Hoewel ook ik gevoelens heb, houd ik van nadenken, leg ik liever de nadruk op gedachten en structuren, dan op sentimenten. Ik houd niet van protesteren, noch van groepen. Ik sta liever alleen, een klein beetje op afstand omdat ik denk dat dit het denken en ervaren ten goede komt. En hoewel er ongetwijfeld mensen zijn die hier niets op tegen hebben, leidt dit wel tot misverstanden. Ben ik asociaal? Rationaliseer ik te veel? Ben ik conservatief? Ik kan alleen maar antwoorden: Ik stem links, maar ben niet links! En utopieën boezemen mij angst in.

De artistieke reacties op de politiek en wat ik daarvan vind, vergroot helaas ook in negatief opzicht de afstand tussen mij en de kunst. Ben ik er nog wel thuis? Snap ik het nog wel? Er zijn mensen en kunstenaars die vinden dat je niet mag twijfelen. Dat heet een gezond zelfvertrouwen. Ik twijfel wel, heb het altijd gedaan. Het is een prikkel om de dingen te begrijpen en (in gedachten) paden te betreden die ik anders niet eens gevonden had (stonden nog niet op de kaart). Niet de brede middenweg dus!

En ach, op dit moment bekijk ik dus net wat meer films en lees ik wat meer literatuur, dan ik beeldende kunst bekijk. Ik ga lang genoeg mee om te weten dat mijn ‘zin’ in kunst altijd weer terug komt. Zo ben ik blij met de exposities van Just Quist, my brother in intelligent post-post-Modernism tot de tweede macht, Imprints & Breadcrumps die t/m 20 april in Odapark te zien is en syntactic doubling semantic layering tot en met zaterdag 5 april in Deventer.

Lieve Rien, ik verheug me op je volgende brief. Doe het rustig aan.

Groet, Saskia

Just Quist, L.O. Lichamelijke Opvoeding


Columns van Rien Monshouwer & Saskia Monshouwer – schrijvers met dezelfde achternaam, maar we zijn geen familie. We zijn naamgenoten, ‘tocayo’ in het Spaans. Ik kom dat woord tegen in een brief van Vibeke Mascini, onderdeel van haar correspondentie met Ella Finer, gepubliceerd onder de titel Silent Whale Letters. Dat Rien en ik besloten hebben om te corresponderen, heeft te maken met onze voorkeuren. Rien is beeldend kunstenaar met een grote liefde voor literatuur. Ik ben een critica met een grote interesse in literatuur en beeldende kunst. Zijn wij de helicopter en de walvis van Vibeke Mascini? Zijn wij de paraplu en de schrijfmachine op de ontleedtafel? Welke frequentie gaat de bandbreedte van onze correspondentie bepalen?

top of page