collectietentoonstellingen

inclusiviteit en nieuwe expositievormen

In een korte periode bekeek ik achtereenvolgens drie collectie-exposities: ‘Ontdek het moderne’ in het Gemeente Museum in Den Haag (Kunstmuseum); ‘A lasting Truth is Change’ in het Van Abbemuseum in Eindhoven, en ‘Every Day, some day and other stories (1950-1980)’ het tweede deel van de trilogie van de collectie van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Het vergelijk van deze drie is interessant. Niet alleen omdat het iets zegt over het tentoonstellingsbeleid en toekomstbeeld van de respectievelijke musea, ook omdat het verleden meespreekt. Welke werken kochten de musea? Welke werken laten ze nu zien? Hoe dan ook, ik was enthousiast en vond het aardig om de drie exposities te vergelijken. Het gaat immers om tentoontstellingen die min of meer een visitekaartjefuctie hebben.  

Louise Bourgeois Kunstmuseum Den Haag foto Saskia Monshouwer
Ontdek het Moderne, Kunstmuseum Den Haag, Clouds and Caverns, Louise Bourgeois (1982-1989).  Foto: saskia monshouwer

Den Haag

De eerste expositie die ik zag was Ontdek het Moderne in Den Haag. Een conventionele, belerende titel voor een tentoonstelling met onverwacht mooie momenten. Het begon al in de eerste zaal die ik betrad, min of meer per ongeluk, een blauwe zaal als een blauwe rococo-salon vol wolken. Het beeld werd beheerst door ‘Clouds and Caverns’ van Louise Bourgeois (1982-1989). Het waren de eenvoud en de kleur van het werk die me troffen. ‘Clouds and Caverns’ (wolken en holen) is opgebouwd uit holle, blikken tonnen, leisteengrijs, en meerdere lichtblauwe platen die achter elkaar zijn opgesteld. Schematisch stelt het geheel een wolkenhemel voor. Schaduwen spelen mee. Het werk bewolkt de hele zaal, en bepaalt het thema: lichtblauw en hemel.

In de zaal hangen achtereenvolgens: een wolkenlucht van René Daniels, ‘Mozart’ van Daan van Golden, ‘Varèse’ van Emo Verkerk en een mobiel van Lee Bontecou, hoog aan het plafond; de schaduwen laag op de werken. Lichtblauw is mooi, nu de hemel steeds vaker azuurblauw lijkt, en er zijn contrasten. Een werk van Heringa en van Kalsbeek met grillige vormen, een sculptuur van Paul Thek, ‘Technological Reliquaries’ (1965-1966), het blijkt een aankondiging van wat in de volgende, bruin-rode zaal is te zien.

Wat is Paul Thek toch een merkwaardig kunstenaar. ‘Technological Reliquaries’ is een serie werken uit groen plexiglas op een met wit laminaat bekleedde doos-achtige constructie. De inhoud is vaag, technisch, metalig. Het werk lijkt door het materiaal een relatie te hebben met het ‘electronic circuits’ (1968) van Tetsumi Kudo dat ik later in het Stedelijk Museum van Amsterdam zal zien. De werken in de tweede zaal een drieluik en een groot schilderij zijn in eerste instantie heel anders van inhoud en sfeer.  ‘Life is just a bowl of cherries’ luidt de titel van het drieluik uit 1971. Het bruin of vleeskleuring met vlekken. ‘Farewell to Washingtonsquare’ uit 1972 is zo mogelijk nog vreemder. Ja, het je herkent wat er geschildert is, de schilder zelf, naakt in een nachtelijk atelier door het raam bekeken. Maar wat doet hij daar? En wat doet dat geschilde appelsientje in het midden van het doek, daar waar de raamlijsten elkaar kruizen?

Door de overgang van de eerste naar de tweede zaal zie je een patroon: alle zalen hebben een hoofdkleur. Daar hoort een thema bij. Leven en dood in deze zaal, vermoed ik. In het midden staat een negentiende eeuwse vitrine met een stuk levedigheid, een werk van Berlinde de Bruyckere. In de zalen verderop is meer werk van Bourgeois te zien. De grote structuren worden smaakvol met contrasten onderbroken, andere materialen, net een andere toon van de kleur.

Daan van Golden, Paul Thek, Kunstmuseum Den Haag foto Saskia Monsouwer
Ontdek het Moderne, Kunstmuseum Den Haag. Foto: saskia monshouwer

Eindhoven

Dan de expositie A lasting Truths is Change van curator Yolande Zola Zoli van der Heide in het Van Abbe Museum in Eindhoven, wat mij betreft DE grote verrassing. Opnieuw loop ik waarschijnlijk niet de door het museum gewenste route want in de eerste aal die ik betreed staat het werk al op de grond. Er ligt een zigzag-patroon van stenen op de vloer, een werk van Richard Long. Er staat één van de mooiere werken van Marlene Dumas op de vloer tegen de muur. Je komt dicht bij het werk, kan het zonder moeite aanraken. Links een textielwerk van Otobong Nkanga. Ik ben blij om de nabijheid van de werken en de hoeveelheid ervan. ‘Toegankelijk’ en ‘genereus’ zijn de woorden die me te binnen schieten.

Werk wervelt door de museumzalen. Soms staat een groot werk centraal, een speeltoestel van Aldo van Eyck bijvoorbeeld, een iglo. Een ding waarmee ik in Amsterdamse jeugd vertrouwd mee ben geraakt. Overal staan ‘Jenifers Deliciouss Festival sticks’ (2003), kleurrijke staven die uiteindelijk samen lijken te komen in ‘Empty Minds’ (2002-2003), een ander werk van Jennifer Tee. Ook het werk van Daniel Buren vormt een leidmotiv en de gele lijn van Dan Flavin die alle zalen van de exopositie horizontaal door midden deelt. De tentoonstelling is een feest van herkenning en een vervreemdende nieuwe wereld tegelijk, een wereld vol spiegels. ‘Cluster 12’ van Peter Struycken (1971 / 75) naast het ‘Quiuzhuang Project’ (2013) van Li Mu. Samen met inwoners van zijn geboortedorp in China reproduceerde deze kunstenaar bekende kunstwerken uit de collectie van het Van Abbe. Ze spiegelen zich aan de bijdragen aan de expositie, John Körmeling, Dan Flavin. De stroom kunst en kunstenaars is overdonderend, Soll Lewitt, Yves Klein, Barry Flanagan, Rasheed Araeen.

Het hart van de expositie tenslotte is een film, ‘Moving Backwards’ (2019) van Pauline Boudry en Renate Lorenz. Het is een fascinerend bewegingswerk. Het doet een mens plezier om de mix van dansers te bekijken die hun schoenen achterste voren dragen – zoals verzetsvrouwen in Zuid-Amerka deden om de vijand te misleiden. En niet alleen die schoenen wijzen de andere kant op. Soms wisselt iemand van haar, haar op de schouders – heel grappig. De dansers kiezen zelf voor de manier waarop zij hun gender vormgeven en uiten. Misleiding. Het uiterlijk is slechts een klein deel van wat je bent.

18. Tentoonstelling 'A Lasting Truth Is Change', 2022, Van Abbemuseum, Eindhoven. Foto Joep Jacobs
A Lasting Truth Is Change, Van Abbemuseum Eindhoven. Foto: Joep Jacobs
10. Tentoonstelling 'A Lasting Truth Is Change', 2022, Van Abbemuseum, Eindhoven. Foto Joep Jacobs
A Lasting Truth Is Change, Van Abbemuseum Eindhoven. Pauline Boudry / Renate Lorenz, Boudry Lorenz Moving Backwards (2019). Foto: Joep Jacobs

A lasting Thruth (…)’ is een spannende expositie. Ze speelt open kaart, zonder gêne, waar elders min of meer zwijgend nieuwe perspectieven geïntroduceerd worden. Inclusiviteit, iedereen wil nu zijn vrouwen tonen en de kunst die door mensen is gemaakt die niet wit en Europees of Amerikaans zijn. De expositie in Eindhoven is bijzonder omdat dit doel gecombineerd wordt met het streven om ook de toeschouwer een andere rol te geven. Je mag meedoen. Klimmen op het rek. Touwtjespringen. Je verbazen en wellicht de verandering omarmen.

Hoewel het voor zover ik weet niet expliciet genoemd wordt, moest ik bij het zien van deze expositie sterk denken aan de voormalige directeur van het Van Abbe Museum Jean Leering. Niet alleen het werk van Dan Flavin, waar Leering overigens ruzie mee kreeg, niet alleen Aldo van Eijck en de reconstructie van Theo van Doesburgs ‘Intérieur Salle des fêtes, L’Aubette, Strasbourg’ (1928) uit 1968, maar ook het ideaal de inclusiviteit doen aan hem denken. Het is bijzonder dat Zola Zoli van der Heide haar expositie in deze context kan laten zien. De geschiedenis herhaalt zich, en is toch nieuw en anders. Zola Zoli van der Heide geeft ruim baan geeft de kunstenaars – dat leek Leering in de jaren 60 nog wel eens te vergeten, hij vertrok niet voor niets naar het Tropenmuseum! En ook de Glissant-achtige sfeer van de expositie is de hare. Edouard Glissant is een dichter-filosoof uit de Cariben die vooral de mix van kleuren, geschiedenissen en achtergronden benadrukt, de Mahonie-boom in plaats van Ebbenhout en ivoor, een interessante, ruimhartige benadering van inclusiviteit. Zola Zoli van der Heide bouwt hierop voort en ze anticipeert op de toekomst en ik ben benieuwd naar haar volgende exposities.

20220505_151716
Every Day, some day and other stories (1950-1980), Stedelijk Museum Amsterdam. Foto: saskia monshouwer

Amsterdam

De expositie – of eigenlijk de drie exposities – in het Stedelijk Museum tenslotte, zijn vooral mooi vanwege de herkenning. Het lijkt alsof allerlei werken die lange tijd in het magazijn of de kelder waren verstopt, eindelijk weer het daglicht zien. Grote namen en grote werken als die van Robert Rauschenberg, Elsworth Kelly, Henri Matisse en Yves Klein – blauw en goud, maar ook en vooral werk dat om welke reden dan ook op de achtergrond is geraakt, zoals dan van Magdalena Abakanovic – dat grote knoestige textielobject dat lange tijd in de toegangshal hing -. Of dat werk van Tetsumi Kudo dat ik al noemde, en nu te zien is in een zaaltje waar ieder werk een lampje heeft. Dat is toch een ietwat gemakkelijke inkopper. Ik kijk naar de hersens en de vliegen, en verheug me, lekker vies!

In andere zalen, andere mooie, belangrijke werken. Een fijn werk van Cindy Sherman, kort jongensachtig donker haar, een blauwe jaren 70/80 sportbroek aan. Een mooie installatie van Hanne Darboven. In een zaal met witte nul-kunst is het stil, Carl Andre op de vloer, textiel van Maria van Elk aan muur. Corita Kent – dat ken ik niet. Há, Jan Teltink, denk ik even later, Quintus Jan Telting! Een mooi schilderij met schaakspelers. Ik loop met veel plezier door de zalen. ‘Every Day, some day and other stories (1950-1980)’ is het vervolg op ‘Tomorrow is a different day (1980 – nu)’  en zeker als je beide exposities samenneemt, krijg je een goed beeld van wat het museum biedt. Goede kunst thematisch geordend, vormgeving incluis. Er is goede videokunst. Er zijn goede installaties, en je krijgt de indruk dat het museum vooral in de jaren 60 en 70 heel internationaal heeft aangekocht. 

P1040795
Every Day, some day and other stories (1950-1980), Stedelijk Museum Amsterdam, Tetsumi Kudo, electronic circuits (1968). Foto: Saskia Monshouwer

Het vergelijk: inclusiviteit en nieuwe expositievormen

Als je de drie exposities redelijk vlot achterelkaar bekijkt, vallen op de eerste plaats de overeenkomsten op. In dit geval vrij letterlijk in de collecties zijn vaak de werken van dezelfde kunstenaars opgenomen, en ze worden in dit geval ook in het zelfde kader getoond. De minimalisten met werk uit de jaren zestig en zeventig, Dan Flavin, Donals Judd en Carl Andre, werk van vrouwelijke kunstenaars, meestal Marlene Dumas, maar ook Ottobong Nkanga. Haar textiel is in Eindhoven te zien, maar ook in Amsterdam. Op de expositie Tomorrow is a Different Day (1980 – Heden)
in Amsterdam wordt een grote installatie van haar getoond. Het textiel van Nkanga leidt tot een tweede overeenkomst. Op alle exposities is wel textiel te zien, wat erop wijst dat deze werkvorm en dit materiaal inmiddels serieus wordt genomen. Van het werk van Barry Flanagan in Eindhoven, een aantal lappen die iets bedekken en verbergen tot het werk van Maria van Elk in de zaal vol nul-kunst in het Stedelijk Museum van Amsterdam – een zaal waar in het midden op de vloer een groot werk van Carl Andre te zien is. Van de canvas werktuigen van Claes Oldenburg in het Stedelijk in Amsterdam, tot de gebreidde sculpturen van Bourgeois in Den Haag. Textiel in alle soorten en op vellerlei manieren. Textiel lijkt uit het verdomhoekje te komen en ieder geval niet meer als ‘typisch vrouwelijk’ materiaal te worden opgevat.

Dat de werken overeenkomen komt gedeeltelijk door de gezamenlijke geschiedenis. Soms zijn museumdirecteuren van het ene naar het andere museum verhuisd zonder dat hun voorkeuren en/of contacten met handelaars en/of kunstenaars veranderden. Maar de overeenkomsten hebben ook te maken met het soms expliciete, soms meer impliciete doel van de tentoonstellingen om meer inclusiviteit te tonen. De onderstroom van alledrie. Dat inclusieve ideaal – maar ook de vroege inclusieve praktijk – wortelt voor een deel in de jaren zestig en zeventig. In wat fluxus deed, bijvoorbeeld. De fluxus performances, video’s en installaties, en de overtuiging dat kunst internationaal moest zijn. Maar ook de minimal art beperkte zich niet tot de Verenigde Staten. Ook Zuid-Amerikaanse en Aziatische kunstenaars deden mee. Op dit terrein verrast vooral het Amsterdams Stedelijk Museum dat allerlei vroege werken van minder bekende, maar niet minder vaardige kunstenaar uit het magazijn heeft gehaald.

Maar hoewel alle drie exposities gemelleerde exposities maken, werkt het bij ieder van de drie toch anders uit. Zoals ik al schreef, maakt Zola Zoli van der Heide het ideaal in haar tentoonstelling in Eindhoven het meest expliciet. Zij steekt haar poging om andere landen en alle gender mogelijkheden te tonen, niet onder stoelen of banken. Ansua Blom; Otobong Nkanga, Gorilla Girls, Pauline Boudry en Renate Lorenz. meer. Yolande Zola Zoli van der Heide wacht niet af, maar kiest en kijkt naar de mens. Lichaam centraal, hanteren, beweging. Mens en toekomst dicht bij elkaar.  Lichaam centraal, hanteren, beweging. Dat zou de betekenis kunnen zijn van titel, we kunnen niet ander dan vooruit, laten we verandering omarmen.

 

20220415_135427
Carl Andre, Weir (1983), Kunstmuseum Den Haag. Foto: saskia monshouwer

In Den Haag veel vrouwen, maar heeft iets pragmatisch. Oudere vrouw vind ik op website. Hadden ze Bourgeois so wie so wel aangekocht? Hadden ze Bontecou al in de collectie? En De Bruyckerere en Dumas? Zijn die al oud of zijn die nog jong? Ook bij vrouwen is sprake van hiërarchieën – de markt die alles overheerst. Ook bij kunstenaars uit Zuid-Amerika en Afrika geldt de grens tussen arm en rijk, global en local. Pragmatisme Den Haag ook bij de keuze Nederlandse kunst. Een kleine groep, wat het verhaal zelfbevestigend maakt: Zelfbevestigend, een vreemd begrip in dit verband. Hoe kan een eigen collectie nou zelfbevestigend zijn? ‘slimme’ trucks, oudere vrouwen (die hebben we toch al in de collectie. En aan de Nederlandse Kunstenaars.  Een rijtje zonder verrassingen:  Emo Verkerk, Rob van Koningsbrugge, Dumas. gevestigde namen. Iedereen kent ze. De markt doet al mee. Conventioneel als de titel, Circulair als de nieuwe naam: Het Kunstmuseum.

Amsterdam doet vooral beroep op namen uit collectie die nou eenmaal indrukwekkend is. Maar ook hier aanpassingen. Op de eerste plaats dingen uit de kast die al lang in het museum waren. Er is in de jaren 60 en 70 veel internationaal aangekocht, fluxus, modernisme was internationaal, voor veel kunstenaars een ideaal en samenwerking. Daarnaast nieuwe aankopen om hiaten aan te vullen. Veel nieuw werk te zien in eerste expositie. Tomorrow is a different day. Maar ook in  ‘Every Day, some day and other stories (1950-1980)’ nieuwe aankopen om vrouwen aan te vullen. Zij zijn vooral in het verleden in achterstand, een numeriek gegeven al eeuwen de nadruk op mannen, moeilijk in te halen. Maar de jaren 60 ook voor vrouwen een start. Poolse wandkleed, zoals Den Haag Lee Bontecou – een surealist. In Amsterdam Marta Rosseler, een hele muur Hanne Darboven: multi-media. Daarnaast opvallend, Suriname. Een mooie zaal in de eerste expositie:  Omlijsting van Charles Landvreugd. Dan Tedja, Pinas en Remy Jungerman. In de jaren tachtig onder andere het werk van Jan Telting en anderen. Veel andere namen, mooi werk.

Tot slot een conclusie. Collectietentoonstellingen zijn veel. Mijn vergelijk kan niet compleet zijn. Heb in Den Haag de expositie Mondriaan en invloed uitgesloten (Architectuur van Constant) en in Eindhoven ‘Dwarsverbanden’ van Charles Esche en Steven ten Tije. Maar was opzoek naar visitekaarte. In kort bestek de volgende conclusie: Eindhoven genereus, Amsterdam groot (wat niet altijd groots betekend) en Den Haag wat conventioneel, conservatief zelfs als je goed kijkt. Maar al met al veelbelovend.

021sm-tomorrow-is-a-different-day-nieuwe-collopstelling-2021-phgjvanrooij
Tomorrow is a Different Day (1980 – Heden). Foto: Gert-Jan van Rooij
Stedelijk_Small world_Dec 2020_PTijhuis_Y9A9681
Tomorrow is a Different Day (1980 – Heden), El Anatsui, In the World But Don’t Know the World (2009) Stedelijk Museum Amsterdam en Kunstmuseum Bern. Foto: Peter Tijhuis.

 

 

 

 

 

top of page