Wat een prachtige herinnering, Saskia, aan Oma en Opa. Ik zie het meisje van toen
met genoegen naar de wereld om zich heen kijken. Die dag, toen je je Oma bezig zag om beslag te maken. Beslag dat nodig is om één van Oma’s heerlijkheden te voorschijn te toveren.
Ik treed de intieme wereld van jouw jeugd binnen, ik ruik onbekende geuren, ik kijk in verwondering om mij heen, die wereld daar, in de buurt van Wenen, ken ik niet.
Jouw Fredl Opa slaapt op een kapokmatras. Heel gewoon voor die tijd. En jij, jij moet stil zijn van Oma, want: ‘Ssht,, der Opa schläft.’
Dat brengt mij terug naar het kapokpakhuis van mijn eigen Oma en Opa. Die hadden
een aantal winkels in manufacturen in Rotterdam, en verkochten voor de oorlog kapok. Mijn Opa vertelde mij dat het pakhuis ooit, voor De Oorlog, tot de nok toe gevuld was met dat spul.
Op een dag, ergens eind vijftiger jaren, ging Opa het pakhuis verkopen. Het stond leeg, de kapokverkoop was voorgoed verleden tijd.
Mijn moeder vertelde me dat zij, samen met haar zussen en broers, in het kapok speelden. Dat waren mooie stoffige tijden, vertelde ze.
Het is mooi hoe je jouw herinneringen aan het huis van je Oostenrijkse Oma en Opa koppelt aan de herinneringen van Harald Szeemann aan zijn ondernemende Oostenrijks-Hongaarse Opa, die kapper was, en waarvan je Szeemann’s uitgestalde collectie kappersattributen, een hommage aan zijn Opa, laat zien. Hoe je via de catalogus Austria in Rosennetz, voor jou onbekende delen van Szeeman’s Oost – Europese afkomst hebt leren kennen.
Dank je wel,
Rien
‘Als een witte in het zwembad sprong, gingen de zwarten eruit.’ Deze zin lijkt op
een zin uit het boek ‘CONGO een geschiedenis’ van David van Reybrouck (pag. 233),
maar dan is het een zwarte die in het zwembad plonst. We spreken over de vroege vijftiger jaren van de twintigste eeuw.
Hoe zwart-wit kan het zijn? Hoe lang zal het zwart-wit blijven?
In mijn jeugd kocht je een zakje drop dat zwart-wit genoemd werd. Ik was er dol op.
Je strooide het poeder in de muis van je hand, en likte het op. Bitter and sweet.
Als kind bestond de associatie met racisme natuurlijk niet, het Charlois van mijn jeugd kende slechts witte mensen, een zwarte persoon was een zeldzaamheid, daar keek je van op. Wel Chinezen, maar dan op Katendrecht, een wijk met een beruchte naam, waar je eigenlijk niet mocht komen. Mijn moeder ging daar in haar jeugd stiekem naar toe, omdat de daar wonende Chinezen exotische zoetigheden verkochten.
Het beeld dat opgeroepen wordt door de zin :‘Als een witte in het zwembad springt, gaan de zwarten eruit’ lijkt absurd, in ieder geval ben ik bang dat dat voor veel witte mensen van nu onvoorstelbaar is. Het blanke gevoel voor ‘vermeende’ superioriteit is echter nog lang niet weggeëbd, m.a.w. zij spelen nog steeds de ‘hoofdrol’ in het menselijke drama.
De scène speelt zich af in Kinshasa, toen Léopoldville geheten. We spreken over de vijftiger jaren van de twintigste eeuw, en de witten wonen in aparte wijken. Officieel is er geen segregatie, maar in de praktijk……….
Het zou nog een paar jaar duren voor de Belgen, na bijna een eeuw grove uitbuiting, vermomd als educatie, er in 1960 uitgeschopt werden, en Congo zelfstandig werd.
2
De tentoonstelling van Kara Walker in Museum De Pont in 2022 was imponerend,
en je voelde haar spottende, maar ernstige vitale woede. Zij, de zwarte Amerikaanse kunstenaar, is misschien nooit in Congo geweest, dat weet ik niet, maar zwart zijn en vernederd worden, dat is haar maar àl te bekend, zeker na haar verhuizing, op dertienjarige leeftijd, naar Atlanta, Georgia, waar haar vader oorspronkelijk vandaan kwam. Daar werd zij voor het eerst Nigger genoemd, terwijl zij in het liberale California opgegroeid was, waar zij niet gediscrimineerd werd.
Het werd, daar in Atlanta, haar kennismaking met racisme, en met het daarbij horende krankzinnige geweld van de Ku Klux Klan. Zoals we weten is slavernij van alle tijden,
en van alle rassen, en dat wordt op indringende wijze verbeeld in Walker’s werk.
Het slavernijverleden wordt, nog steeds ‘gevoeld’, en het spreekt haast als vanzelf dat de machteloosheid en de woede erover, in haar werk terug te vinden is. Zo wordt de verbeelding van een individu, in dit geval Kara Walker, de verbeelding van een vernederende, collectieve ervaring, en daarmee representant van het (historische) lijden van een gemeenschap.
Een deel van haar beroemdheid dankt Kara Walker, denk ik, aan het sprookjesachtig karakter van haar knipsels. Er lijkt zich, bij eerste aanzien van haar vroege installaties, een mooi sprookje daar op de wand(en) af te spelen.
Tót je beter kijkt!
Tot het tot je doordringt waar je eigenlijk naar kijkt!
Dan wordt ‘het sprookje’ plotsklaps ‘spook’achtig. En zijn de wrede sprookjes van de gebroeders Grimm er niets bij.
Alsof we eindeloos, in ketenen geslagen in het ruim, over de Atlantische Oceaan dobberen, of in de verschrikkingen van de Spaanse burgeroorlog ten tijde van Francisco Goya zijn beland, om van de Nazi concentratiekampen, de Russische Goelag, of de terreur van de Chinese Culturele Revolutie maar te zwijgen. En, het geweld van
alle Zuid-Amerikaanse Coups wil maar niet uit m’n oren en ogen gaan. En Salvador
Allende steeds opnieuw zijn paleis uitgeschoten wordt.
Walker’s fraaie knipsels tonen de ene gruwel na de andere. Ze doen me denken aan
de schaduwbeelden van Christian Boltanski, die over de muren dansen. Une danse macabre. De Dood voorop. Wij, allemaal (zeker op de lange duur) er hand in hand achteraan. De dans waaraan maar geen eind lijkt te komen.
Dat realiseer ik mij terwijl wij (Karin en ik) in het Bretonse kerkje naar een Fries kijken waarop een dodendans is afgebeeld. Op alle vier wanden van het sobere Romaanse gebouw dansen kinderen, vrouwen en mannen achter De Dood aan.
Ik doe m’n ogen dicht, en besluit een tijd achter die gesloten ogen te verblijven.
Ik zie niets, maar ook alles.
Als ik mijn ogen weer opendoe sta ik, in een kleine zaal van Museum De Pont in Tilburg, het is 2002, en kijk naar een zaal waar zwarte lappen over kunstwerken gehangen ,
een ventilator brengt de zwarte doeken in kalme beweging. Van de voorstellingen die eronder hangen, zie je hooguit een fragment. Er hangt een tekst die zegt dat je, als je het doek optilt, je medeverantwoordelijk bent voor de voorstelling die eronder hangt. Dat is natuurlijk niet zo, maar het ‘voelt’ wel zo. En het is effectief. Als je het doek niet optilt, voel je je een lafaard, én schuldig. Als je het doek wél optilt, bén je erbij. Én medeverantwoordelijk!
En dan slaat mijn fantasie op hol:
De toegestroomde toeschouwers kijken gefascineerd naar het voortdurend bewegende beeld van een man, die in de kleine ruimte met talloze zacht bewegende zwarte lappen,
niet weet wat te doen.. Zijn bewegingen lijken andersoortig dan normaal. Dan weer lijken zijn bewegingen te ‘bevriezen’, om op het volgende moment in rook te willen opgaan.
Het publiek vraagt zich af ‘hoe’ zij zou reageren. Hoe zij, als zij daar stonden, op het aangeboden dilemma zouden reageren. Maar, de oplossing is niet gemakkelijk te vinden. Toch blijven ze geïntrigeerd kijken. Wachten ze op een antwoord? Of, durven ze zich ook niet te verroeren, en gedragen zij zich daarom als buitenstaanders? Lopen ze misschien al, in de vergetelheid van De Dood, hand in hand achter diezelfde Dood aan? Zijn zij reeds in De Tijd verdwenen? Zijn zij tot schaduwen verworden?
3
Deze tekst werd een kleine twee jaar geleden geschreven, en ja, De Tijd glijdt als los zand tussen mijn vingers.
Tussen onze vingers?
De werkelijkheid van dit moment heeft, in ijltempo, op de botste wijze denkbaar, duidelijk gemaakt dat er aan de overkant van de Grote Plas, waar een nieuwe onverkwikkelijke politieke wind waait. Donald Trump tekent, sinds hij dit jaar voor de tweede keer President van de USA is geworden, het ene absurde decreet na het andere.
En, je hoeft geen genie te zijn om te constateren dat hij dat doet, om de activiteiten
van Elon Musk, de rijkste mens ter wereld, en één van de nieuwe ministers in Trump’s regering, uit de spotlights te houden.
Een rookgordijn optrekken noem je dat, en het is hard nodig om de activiteiten van
dit sujet uit de wind te houden. Musk voert, in de luwte van de publiciteitsstorm veroorzaakt door Trump, een voor de Americaanse Democratie levensbedreigend beleid uit.
De Amerikaanse politiek heeft een krankzinnig masker opgezet, waarbij zoiets als politiek fatsoen een lachertje lijkt. Blufpoker spelen, dat is nu het motto.
Naarmate je dat spel geraffineerder en harder speelt, waarbij je vooral Almacht moet suggereren, is de kans dat je succes hebt, groter dan ooit.
Bijvoorbeeld, het absurde plan om de Palestijnen te ‘verplaatsen’ uit de Gazastrook naar omliggende Arabische staten, zoals Jordanië, Egypte en Saoudi-Arabië, zodat de V.S. het volkomen vernietigde Gaza in handen krijgt, en kan omtoveren tot de Riviëra van het Midden-Oosten.
Hoe verzin je het?
Of, nog gekker, het decreet waarbij slechts twee typen mensen erkend worden, voorzien van Presidentiële handtekening; namelijk Man en Vrouw!
De beste man kan maar beter meteen sprookjesverteller worden, inplaats van President. Ik zie het sprookje voor me, het gaat over een een ouwe man die dacht
dat hij de Baas van de wereld was.
Mispoes!
Koning Midas wenste ook dat alles wat hij aanraakte in goud veranderde. Het werd zijn ondergang.
De Dood tikt op Trump’s schouder en zegt laconiek:
‘Zeg knul, het is tijd om je achter in de rij van de dodendans aan te sluiten, jouw
tijd is aangebroken.’
Den Haag, 11 april 2023

Columns van Rien Monshouwer & Saskia Monshouwer – schrijvers met dezelfde achternaam, maar we zijn geen familie. We zijn naamgenoten, ‘tocayo’ in het Spaans. Ik kom dat woord tegen in een brief van Vibeke Mascini, onderdeel van haar correspondentie met Ella Finer, gepubliceerd onder de titel Silent Whale Letters. Dat Rien en ik besloten hebben om te corresponderen, heeft te maken met onze voorkeuren. Rien is beeldend kunstenaar met een grote liefde voor literatuur. Ik ben een critica met een grote interesse in literatuur en beeldende kunst. Zijn wij de helicopter en de walvis van Vibeke Mascini? Zijn wij de paraplu en de schrijfmachine op de ontleedtafel? Welke frequentie gaat de bandbreedte van onze correspondentie bepalen?