26. saskia monshouwer

Beste Rien,

Dank voor je mooie brief waarin je je bezoek aan de expositie van Beatriz González in De Pont in Tilburg beschrijft. Dat is precies de bedoeling – denk ik – van onze briefwisseling, meer zien dan je in je eentje zou kunnen, je zicht en inzicht verdubbelen en verrijken. Hoewel ik op dit moment weinig behoefte heb om de deur uit te gaan – er doen zich veranderingen voor in mijn huiselijke omgeving en een van mijn naaste familieleden is erg ziek – heb ik wel behoefte aan waarnemingen en meningen van anderen. Ik heb andere stemmen nodig, op zoek naar de juiste heldere toon. Als het leven zich naar binnen keert en de observerende denkende instantie vooral de binnenkant van  lichamen ziet (röntgenbeelden, bloedtestuitslagen, allerhande scans en ingevulde vragenformulieren) is het goed om met anderen in contact te staan. Stemmen te horen van mensen in je omgeving en in boeken. Ze weerspiegelen iets van die enerverende, lelijke, maar ook ongekend mooie, glorieuze buitenwereld.

Overdag werk en beweeg ik veel. ’s Avonds en ’s nachts lees ik. Kabbelende teksten om mijn zinnen en zenuwen te kalmeren. Ik lees One Art, een boek met brieven van Elisabeth Bishop (1911-1979) dat ik op de boekenmarkt kocht omdat ik de cover zo aantrekkelijk vond: Een zwart-witfoto van een kleine, kordate vrouw met een rond gezicht. Ze zit op een stoepje voor een huis in de Verenigde Staten. Jasje, broek, leren sandalen. Het is een heerlijke foto en een heerlijk boek. De schrijfstijl is fantastisch, grappig, openhartig, relativerend en soms gemeen – daar heeft ze dan onmiddellijk spijt van – tegelijkertijd chique en discreet, zeer discreet. Nooit schrijft ze over haar ‘gevoelens’. Toch krijg je via de brieven aan collegae, vrienden en vriendinnen een goed beeld van haar werk en haar leven. Het gaat over haar jeugd in Nova Scotia, Canada (brieven aan haar tantes), over haar haar opleiding aan Vassar, New York (brieven aan vriendinnen Frani Blough Muser, Mary McCarthy en Louis Crane). Ze schrijft brieven aan collegae als Robert Lowell en haar schilderende vriendin Loren MacIver – de eerste vrouw van wie werk werd opgenomen in de permanente collectie van MoMa. Haar zeventien jaar durende relatie met Lota de Macedo Soares klinkt door in de brieven ze vanuit Brazilië schrijft.

Het is fijn om correspondenties te lezen. Brieven zijn korte, afgeronde teksten met een duidelijk doel: iemand op de hoogte brengen van gebeurtenissen, groot en klein, in de context van een dagelijks leven; liefst zo onderhoudend mogelijk, zodat degene aan wie de brief gericht is zich gewaardeerd voelt en zich niet verveelt. De informatie van een reeks brieven is vaak groter dan die in een dagboek of (auto)biografie. Het gaat niet alleen om gedachten. Er is ook sprake van een aangename ruis. Biografieën lees ik niet graag omdat ze pedant kunnen zijn. Dan weet de biograaf het beter dan het onderwerp zelf. Dagboeken zijn niet zelden monotoon. Op z’n best spreken ‘Klinkende Ikken’ (de titel van de privé-domeinuitgave van Atte Jongstra, 2008). Brieven zijn een uitstekende vervanging. Ze brengen je dichter bij de persoon van de schrijver, bij zijn of haar leven en werkproces terwijl ze ook aan een ander zijn gericht.

Het is fijn om op te sommen welke briefwisselingen ik graag lees. Het geeft richting aan mijn voorkeuren. Het begon met de correspondentie van Peter Handke en Thomas Bernard met Siegfried Unseld (tussen 1959 en 2022 directeur van Suhrkamp Verlag). Ik kocht de correspondentie met Bernard bij de Duitse boekenwinkel ‘Die Weisse Rose’ op de Rozengracht. Het boek is amusant, vol anekdotes over geld en ophef vanwege theatervoorstellingen. Voor het eerst lees ik over het oeuvre van Bernard in chronologische volgorde. Iets dergelijks geldt voor de brieven van Handke. Daar spreekt vooral zijn autonome houding uit. Ik geniet van de correspondentie van Hannah Arendt en Mary McCarthy, de Vassar-vriendin van Bishop. Hoewel ik nog nooit een boek van haar las, weet ik nu van haar leven. Hannah Arendt is bovendien behalve een precies filosoof, ook een hartelijke, begripvolle vriendin. Kortom brieven zijn prachtig en leerzaam, zoals die van Belle van Zuylen die het leven in de achttiende eeuw met op de achtergrond de Franse Revolutie nét wat dichterbij brengt. Ik ben betoverd door die machtige mix van intimiteit en afstand. Maar soms zijn brieven ook vreselijk. Thomas Mann is zich in zijn brieven aan zijn uitgever zo bewust van zijn positie dat ik er niet doorheen kom. Walter Benjamin en Theodor Adorno, ik ben blij met de aanschaf van het boek – te duur, bij Kok in de Oude Hoogststraat – maar vind de correspondentie hanig en formeel en daarom ondoordringbaar. De correspondentie van Ingeborg Bachmann en Max Frisch die in 2023 meerdere deccennia na hun getroebleerde verhouding verschijnt, veroorzaakt een klein schandaal. Hadden ze zelf niet geweigerd om de briefwisseling te publiceren? Ach, het is een aanvulling op de geschiedenis. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de uitgebreide bezorging van niet gepubliceerde teksten en fragmenten Bachmann waardevoller acht en interessanter vind.

En dan nu Elisabeth Bishop. Wat heb ik met gedichten? Tot op heden niet zo veel. Ik ben te ongeduldig om gedichten goed te lezen. Toch nam in de afgelopen jaren mijn interesse voor dat langzame, duurzame, gecomprimeerde, ritmische taalgebruik toe. Het heeft iets te maken met mijn interesse in conceptuele kunst. Dat wil zeggen, mijn interesse in het alledaagse, het gefragmenteerde, de rekbare en schijnbaar arbitraire van de relatie tussen woord en beeld; de relatie van woord en beeld met geluid, ritme, tempo, territorium; de relatie van woord en beeld met kopiëren (of vermeerderen), van dichtvormen en structuren. Bishop maakt schaamteloos en met veel plezier gebruik van traditionele vormstructuren. One Art bijvoorbeeld, is een villanelle, een dichtvorm uit de Renaissance. Elders schrijft ze dat ze van hymnen houdt. Maar ik ben niet alleen in structuren geïnteresseerd, ook in wat het betekent om teksten te ontlenen, te verknippen, over te schrijven en te vertalen.

Dat laatste, vertalen, is iets waar ook Jan Hanlo over correspondeert. Ik lees zijn brieven als ik op residentie ben in het Masereel Centrum in België. Hanlo ruziet en onderzoekt in een briefwisseling met een goede vriendin, een classicus, de vertaling van enkele Latijnse gedichten. Elders delibereert hij over de vorm van een zin in ‘namaak’ Belgisch, een zinnetje dat klinken moet als Antwerps dialect. Hoe dan ook, Jan Hanlo, Elisabeth Bishop, wat een heerlijke mix van leugen en discretie, van intimiteit en brutaliteit. Het leert me dat je mieren mag en het schrijven van één goed gedicht jaren duren kan. Door de jaren heen blijft veel bewaard. Veel gaat verloren. (…) so many things seem filled with the intent / to be lost that their loss is no disaster.

Weinig behoefte dus om de deur uit te gaan. De beeldende kunst in de wacht gezet. Wat heb ik wel gezien?

Bojan Šarčević, Slampadato, 2017, courtesy MANIERA, Brussels. Photo: Lotte Stekelenburg


Een expositie in Rib, Rotterdam, na een bezoek aan jou Rien, weet je nog. Het regende dat het goot en nadat ik in Den Haag was geweest, wandelde ik in het donker in de  kletterende regen langs het water en de loodsen naar de Katendrechtse Lagedijk. Daar wilde ik de expositie zien die door gerlach en koop was samengesteld: Dormitorium, a continuation of two parallel long term solo exhibitions: Om zes uur? Slapen. by gerlach en koop (2024–). Het vervolg van The Recipient, a continuation of two parallel long term solo exhibitions: Om vijf uur? Slapen. (2024–). Ik krijg vast op m’n donder omdat ik niet alle details heb onthouden en het visuele essay maar ten dele ‘begreep’. Het is belangrijk om de tekst van gerlach en koop goed te lezen om de werken tot leven te brengen. Maar mooi was het wel! Deze reconstructie (in afleveringen) van een expositie die in 2020 in GAK, Gesellschaft für Aktuelle Kunst in Bremen, Duistland. Tegen de achtergrond van de muurschildering No Water van Kasper Bosmans tekenen zich zinnenprikkelende beeldspelen af die refereren aan de momenten waarop we al slapend aanwezig zijn en ons bewustzijn in sluimertoestand verkeerd.

Kasper Bosmans, No Water (detail), 2019. Photo: Lotte Stekelenburg
Voebe de Gruyter, Fruit from Fuzhou, 2012. Photo: Lotte Stekelenburg

Een week of wat geleden bezocht ik samen met J. de expositie Syntactic Doubling Semantic Layering met werk van Just Quist en Vincent Verhoef bij Room fort he study of Loneliness (R.S.O.L.) van Ton Kruse in Deventer. Het was een heef fijn uitstapje. De expositie was sympathiek, hoewel ik me als ervaren kijker wel wat bezwaard voel als ik de werken van de twee kunstenaars steeds vergelijken moet.

Dan keek ik nog naar de films van Andrés Barón. Het schrijven over zijn films nam veel tijd in beslag. Misschien is de analyse onder invloed van het lezen van de brieven van Bishop wat te uitvoerig. Ik kon het niet laten om het gegeven dat ik zijn films als poëtisch beschouw, wat verder uit te werken.  

De expositie van Beatriz González (zij komt evenals Barón uit Columbia) bezocht ik dus niet, zoals ik ook de columns van Clarice Lispector, een boek dat klaar ligt om gelezen te worden (zij komt evenals Lota de Macedo Soares uit Brazilië) nog niet heb ingezien. Ik hoorde goede dingen over Beatriz González. Wel groot denk ik, als ik de foto’s en reviews op internet bekijk. Zoveel lichamen. Zoveel mensen. Daar ben ik op dit moment een beetje bang voor. Zo bang, dat ik me onmiddellijk omdraai als ik in het Stedelijk Museum tijdens een middagbezoek de grote trap op loop en boven mijn hoofd alle kanten goud zie. Goud, een stukje blauw en een banale tekst. Ik draai me onmiddellijk om, Kiefer, denk ik, vreselijk! Ook een expositie die ik niet ga zien.  

Anselm Kiefer. Innenraum 1981. Anselm Kiefer. Märkischer Sand 1982. Ik herinner me deze schilderijen met veel plezier. Ze bevinden zich in de collectie van het Stedelijk. Ik denk ook graag (dan is mijn plezier wat sardonisch) aan de verhalen over wat zijn werk nu waard is. Een enkele kunstenaar die ik ken, is van de leeftijd dat hij de expositie in de galerie van Hellen van der Mey bezocht. Zij bracht het werk van Kiefer als eerste in Nederland: ‘Had ik toen maar een werk gekocht, een gouache desnoods, dan had ik nu een huis gehad.’ Zulke verhalen horen bij verzamelaars en handel. Als het echter om de inhoud gaat van het werk van Kiefer heb ik nogal wat vragen. Wat moet ik in godsnaam aan met die enorme doeken met die slordige verfopdracht, dat clichématige kleurgebruik en die simpele aan popmuziek ontleende teksten? Sag mir wo die Blumen sind is een sentimentele Duitse anti-oorlogshit die het overneemt van de poëzie. Alles is simpel en clichématig, het goud, het bruin, het blauw, het grijs, het lood, zoals in het loden vliegtuig dat Rudy Fuchs in zijn laatste jaren bij het Stedelijk aankocht.

Kunst heeft een inhoud, bemiddelt soms een idee, maar gaat altijd ook over verhoudingen. Soms is die verhouding zoek, bijvoorbeeld als je op de fiets door je atelier moet. Als je niet meer schildert maar gewoon kledingstukken en werkpakken op het doek kleeft. Hoe verhouden zich de kledingstukken op het grote schilderij van Kiefer tot de kledingstukken in de installaties van Boltanski? Hoe verhouden de kledingstukken en pasfoto’s van Boltanski zich tot de verhalen van Georges Perec?

Eind mei verschijnt bij Singel Uitgeverijen een vertaling  van een tekst van Georges Perec over Ellis Island. Het is geen wereldschokkende tekst, wel een bijzonder project. Samen met de journalist Robert Bober werkte Perec tussen 1978 en 1980 aan een filmproject over dit eiland bij New York waarlangs honderdduizenden immigranten de Verenigde Staten binnen kwamen. De documentaire bestaat uit beelden van de lege constructies op het eiland, zij worden gecombineerd met inteviews en een tekst van Perec. Ze is te zien op UBUweb. Leegte, hoop en herinneringen die verloren gingen. Perec focust op de geschiedenis van de Joodse immigranten. Het verhaal is niet perfect, wel ontroerend. Kunst gaat ook over verhoudingen. Kiefer nu is schreeuwerig, is GROOTSPRAAK, valt over je heen, overstemt gedachten en fluisterstemmen.

Ik lees Elisabeth Bishop.

one art

The art of losing isn’t hard to master;
so many things seem filled with the intent
to be lost that their loss is no disaster.

Lose something every day. Accept the fluster
of lost door keys, the hour badly spent.
The art of losing isn’t hard to master.

Then practice losing farther, losing faster:
places, and names, and where it was you meant
to travel. None of these will bring disaster.

I lost my mother’s watch. And look! my last, or
next-to-last, of three loved houses went.
The art of losing isn’t hard to master.

I lost two cities, lovely ones. And, vaster,
some realms I owned, two rivers, a continent.
I miss them, but it wasn’t a disaster.

—Even losing you (the joking voice, a gesture
I love) I shan’t have lied. It’s evident
the art of losing’s not too hard to master
though it may look like (Write it!) like disaster.

Ach Rien …

In een post scriptum iets over mijn Oostenrijk Trilogie. Deel drie volgt. Het moet een gothic story worden (een spookverhaal). De nare binnenwereld van biopten en röntgenfoto’s speelt een rol. Wandeling door de Catacomben, een verhaal van Adalbert Stifter is een voorbeeld. Ter oefening vertaalde ik die tekst. Ze is al eens vertaalt door Eric de Smedt en in Terras gepubliceerd, maar die tekst is niet alleen onvolledig, ik ben het ook op een paar punten niet met de vertaler eens. Hoe dan ook, ik ben nog aan het werk en denk na over de loci terribilis, de weersomstandigheden en over wat ik over geschiedenis en traditie wil zeggen.


Columns van Rien Monshouwer & Saskia Monshouwer – schrijvers met dezelfde achternaam, maar we zijn geen familie. We zijn naamgenoten, ‘tocayo’ in het Spaans. Ik kom dat woord tegen in een brief van Vibeke Mascini, onderdeel van haar correspondentie met Ella Finer, gepubliceerd onder de titel Silent Whale Letters. Dat Rien en ik besloten hebben om te corresponderen, heeft te maken met onze voorkeuren. Rien is beeldend kunstenaar met een grote liefde voor literatuur. Ik ben een critica met een grote interesse in literatuur en beeldende kunst. Zijn wij de helicopter en de walvis van Vibeke Mascini? Zijn wij de paraplu en de schrijfmachine op de ontleedtafel? Welke frequentie gaat de bandbreedte van onze correspondentie bepalen?

top of page