Lieve Rien,
Ik denk na over de wandelende lijnen in je vorige brief, want hoewel de onderwerpen in onze correspondentie niet aan hoeven te sluiten, vind ik het wel fijn als er een verbinding is, een rode lijn, een dunne, hele dunne breekbare rode lijn. Ik heb het beeld van een spinnenweb voor ogen, gemaakt van draden heel dun, maar wel sterk, plakkerig ook. Niet rood, inderdaad. Geen corrigerend potlood.
Het is niet zo dat ik neerkijk op redactiewerkzaamheden en correcties, maar het ligt me niet zo. De keren dat ik deel uit maakte van een redactie was ik vaak onder de indruk van teksten waar de anderen niets in zagen, of ik droomde weg bij de inhoud, terwijl de andere corrigeerden. Een redacteur voor de inhoud, die niet corrigeert. Die tegendraadsheid heb ik nooit bij weten te stellen.
Als reactie op de inhoud van je lijnen-brief, je bewondering voor de veelzijdigheid van een potloodstreek en je fascinatie voor de ‘eigen weg’ die hand en potlood kunnen nemen, volgt hiet een beschouwing van twee films van Albert Serra die ik recent bekeek.
Ik ben natuurlijk geen filmrecensent, maar ook ik laat de lijn van mijn werken soms d’r eigen weg gaan. Ze houdt halt waar ik inspiratie vind mijn projecten. Filmmuseum Eye heeft mede dankzij Jaap Guldemond een uitstekend programma en het subversieve werk van Albert Serra maakt daar onderdeel van uit. Zo bekeek ik aan het begin van de zomer The names of Christ uit 2010, een complexe tv-film die hij maakt voor de expositie Are you ready for TV? een expositie over de relatie tussen kunst en televisie die plaats vond in MACBA, Barcelona, en Birdsong uit 2008.
Subversief, een mooie term, die ontwrichtend, ondermijnend betekent. Al een tijd geleden dat ik dat woord in de mond nam. Het woord is zeker van toepassing op zijn films. Niet alleen op -Liberté, de film die ten grondslag ligt aan de expositie in Eye, of Story of my Death uit 2013 de film die ik zaterdag ga zien. Nu eerst een beschouwing van dat eerdere werk. Volgende week zal ik over de derde film en de tentoonstelling schrijven.
Met lieve groet,
Saskia
Iedere avond doe ik aan sport. Rond een uur of zes voor mij geen borrel, maar een gang naar de gymzaal om er aan apparaten te trekken en oefeningen te doen. Ik bekijk mijn innerlijke zelf, kom tot rust. En daar, achter mijn oogleden, rood en zwart, verschijnt – terwijl ik met mijn benen in een gekruisde positie lig – het drietal uit Birdsong van Albert Serra. Ik zie drie koningen in lange mantels, zwart-wit tegen de achtergrond van een zandwoestijn. Klein, oud, met een potsierlijk kroontje op, kwetsbaar, hilarisch, tragisch. Ze verdwijnen uit beeld. Schimmen in de verte, tegen een vreselijke horizon, en ze komen terug. Dat weet je. En daar zijn ze weer, eerst een wittige flikkering. Het is de dikke koning die je zo makkelijk in herinnering houdt, dan de donkere schaduw van de oude man die eigenlijk stoppen wil. En daar is de derde. Ze blijven ver weg, zullen niet meer dichtbij komen.
Birdsong is de tweede productie van Serra die ik zie. Aan het begin van de zomer bezocht ik de vertoning van The Names of Christ. De beschrijving van de televisiefilm trok mijn aandacht omdat de film over beeldende kunst gaat. Het is een lange zit. 14 Trage, abstracte hoofdstukken glijden voorbij. Waar ben ik aan begonnen? Maar aan het begin van de film ben ik verheugd. De eerste beelden zijn overweldigend: Mooi! Zowel de eerste beelden van The Names of Christ, als de eerste beelden van Birdsong. Bij de televisiefilm word ik getroffen door de kleuren en de museumarchitectuur, zachte kleuren, ramen, de omlijsting van de buitenwereld, pastelgrijs en beton. Bij Birdsong word ik overtuigd door het ruwe berglandschap. Het beeld is snijdend, hard en zwart-wit, groots en zonder mensen. Overal steen en struikgewas. Daar komen de drie koningen al. Ze klimmen en gaan voort.
Beeld en kijken (of toezien wellicht) vormen het hart van de film. Er is geen sprake van een verhaallijn in gebruikelijke zin, wel van een vertelling over mensen en de eeuwigheid. Daar, bij dat grote verhaal, op de grens van het onuitspreekbare, beginnen Serra’s films. Ze gaan over mensen en ruimte en tijd. Dat maakt ze subversief. Op de website van Eye wordt in dit verband naar Film as Subversive Art (1974) van Amos Vogel verwezen: (…) this book contains a number of essays in which Vogel makes a convincing argument that cinema is the ultimate modern artform because only in the medium of film is total artistic control over time and space possible. This makes cinema the most suitable of all the arts for investigating the capricious, chaotic nature of the modern age.
Serra zet alles in om dat wezenlijke gevoel te bereiken: het landschap, de afstand, de kleur van de film, de materialiteit van het beeld, de structuur van oude verhalen. De koningen zijn klein. De film is zwart-wit, ouderwets, van vroeger evenals het geluid. Als de koningen buigen voor het Christuskind en knielen in het zand, schalt de cello muziek van Pablo Casals door de zaal. Het is een opname uit 1957 zie ik op de aftiteling. Oud, denk ik, een begrip dat alleen betekenis heeft omdat er zo vaak over nieuwe, betere geluidsopnames wordt gesproken.
Dat de beeldervaring zo’n grote rol speelt, zegt niet dat het verhaal afwezig is. Aan het einde van Birdsong liggen de drie koningen in een bos op de grond. Stammen in de lucht, struiken en blad op de bodem. Zij vertellen elkaar hun dromen, een droom over slangen, het kwaad en over engelen, goed.
Ook over The Names of Christ is meer te zeggen. Bij het zien van de film moest ik vooral aan de 14 stadia van de kruisgang denken, de hoofdstukken komen ermee overeen, maar ook het boek The Names of Christ uit de titel, De los nombres de Cristo van frater Luis de León blijkt uit 14 hoofdstukken te bestaan. Fray Luis de León is een augustijner monnik uit de zestiende eeuw. Hij werd verketterd omdat hij de bijbel in het Spaans vertaalde en dichtbij de bevolking bregen wou. Dat is de paralel tussen tekst en de TV: wat betekent het als je complexe, abstracte en efemere zaken voor de mensen toegankelijk maakt? Het is een kruistocht voor de kunstenaar, soms tragisch, soms potsierlijk, maar onvermijdelijk.
Waarom ben ik zo nieuwsgierig naar deze films? Dat heeft zowel te maken met het streven van Serra, als met zijn stijl. Zijn films vertrekken vanuit het kijken, een opwindende activiteit en – dat is tegenstrijdig – een sterke inactieve component. Je kijkt en kijkt toe. Het toekijken is in zeker opzicht in tegenspraak met, wat vaak als de belangrijkste en meest aantrekkelijke eigenschap van films wordt beschouwd, de mogelijkheid tot identificatie; dan kijk je immers niet meer toe, maar val je met de hoofdpersoon samen. Het oproepen van dit besef is subversief en ondermijnend. Door het verschil tussen kijken en toekijken te vergroten, stelt Serra de vraag hoe de beleving van beeld tot stand komt. Het is niet meer vanzelfsprekend dat de emoties en beleving van de spelers die van de kijker zijn, wat beleeft de kijker dan wel? De pure schoonheid van landschap en omgeving. De schonkige onbeholpenheid van menselijk handelen en spel. Traag, heel traag gaat de tijd voorbij. Een traagheid die je in het leven zelden zo ervaart. Traag en theatraal, met langzame, verbrokkelde en incomplete dialogen. Niet de betekenis van deze gesprekken, maar de structuur van het verhaal bepaalt de film.
Serra zoekt naar een vrijheid die zich soms op onverwachte momenten toont in obscure films en Hollywoodbeelden. In The Names of Christ verschijnen op onverwachte momenten oude filmfragmenten in beeld, over gladiatoren en Romeinen, uit een Western waarin een vrouw met een geweer op Gregory Peck schiet. Zij wint, terwijl ze stervend in elkaars armen vallen.
Ik vind de films van Serra mooi. Ze zijn beeldend en complex, en ik vermoed hierin de overstap naar het Libertijnse en het symbolisme van de werken van Serra die ik nog bekijken en bespreken zal. Ik vind het spannend dat Serra obscure en religieuze teksten gebruikt om zijn films te structureren.
Albert Serra, Exhibition. Films. Talks & Events
Eye, Amsterdam 8 june 29 september
Albert Serra, The names of Christ, 2010
Fourteen episodes of a television series based on the book “De los nombres de Cristo” by Fray Luis de León, created for the exhibition Are you ready for TV?. The series deals with the difficulty of naming and finding an image to depict abstract concepts.
Albert Serra, Birdsong, 2008
Columns van Rien Monshouwer & Saskia Monshouwer – schrijvers met dezelfde achternaam, maar we zijn geen familie. We zijn naamgenoten, ‘tocayo’ in het Spaans. Ik kom dat woord tegen in een brief van Vibeke Mascini, onderdeel van haar correspondentie met Ella Finer, gepubliceerd onder de titel Silent Whale Letters. Dat Rien en ik besloten hebben om te corresponderen, heeft te maken met onze voorkeuren. Rien is beeldend kunstenaar met een grote liefde voor literatuur. Ik ben een critica met een grote interesse in literatuur en beeldende kunst. Zijn wij de helicopter en de walvis van Vibeke Mascini? Zijn wij de paraplu en de schrijfmachine op de ontleedtafel? Welke frequentie gaat de bandbreedte van onze correspondentie bepalen?