105.

nagtzaam-7

Marc Nagtzaam,  Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing

Zondag, 12 juli 2020

Vandaag een wandeling gemaakt vanaf huis, via het pad langs het Oostelijk Marktkanaal, om begraafplaats Vredenhof heen, naar het Westerpark en langs de Nassaukade en de Singelgracht naar huis. Het is één van die routes die ik regelmatig maak, en een van de vorige keren viel me vooral het prachtige natte mos op de kades bij de woonboten op. Nu is dat mos kurkdroog. Er groeit wat gras uit de kieren tussen de kadestenen, maar de bomen, de struiken, kruiden en al het al het andere groen compenseren deze droogte. Het is prachtig vol groen langs de brede plantsoen-oevers van de Geuzenkade. De treurwilgen hangen met hun lange takken tot in het donkere grachtenwater – het onderste deel van de hangende takken drijft horizontaal. De hoge platanen staan donkergroen en vol erachter. Het wordt een wandeling waarbij ik groen en braakliggend terrein voor nieuwbouw combineren zal.

Eerst de smalle paden langs water en woonboten, een pad dat heel erg aangenaam is omdat het er lijkt alsof je de stad verliet. Twee rijen bomen. Een rij knoestige kastanjes direct langs de weg met de huizen, daar waar de woonbuurt begint. En een tweede rij groen langs de woonboten. Lager, maar veel breder, met struiken en kleine bomen en veel bloeiend spul. De grote stokrozen al vaal en bijna uitgebloeid. Hun grote blad scheef van de muren. Hier en daar meidoorn, hier en daar esdoorn, en hier hortensia’s en daar geraniums, dan veel gemêleerd, wild en cultuurlijk.

Na het smalle pad en de nieuwbouwhuizen, drie stadsbungalows op een rij, de sportschool en het bedrijventerreintje, waar ook de viswinkel en kringloop is. Enkele jongens met oranje plastic jassen aan, op oranje elektrische fietsen wachten op opdrachten om een maaltijd te bezorgen. Een klein meisje achter in een auto roept hallo. Ik lach terug naar de gesluierde vrouwen die op haar passen. Een brede, vrolijke lach.

Ik loop hier recht tegen de oude begraafplaats aan. Als ik naar rechts ga kom ik op de Haarlemmerstraat uit en kan ik meteen naar de molen gaan. Omdat ik wat langer wil wandelen ga ik echter naar links. Daar loopt een smal pad dat de begraafplaats volgt.

Taluds met volle begroeiing. Bramen, esdoorn, riet. Aan de andere kant, waar eerst een grote parkeerplaats was waar de wagens van enkele reizigers stonden zie je nu slechts een betonnen muur. Een muur vol graffiti met daarachter een leegte gevuld met beton. De laatste huizen en loodsen zijn al neergehaald. Het hoge bakstenen gebouw met de schildering van Keith Haring blijft hoogst waarschijnlijk staan. En langs de lage betonnen muur, staan nu nog meerdere auto’s. En bij die auto’s staan mannen. Ik zie hoe een man een klein pakketje uitwisselt met een ander. Twee silhouetten, één uitgestrekte arm, een auto en een scooter. Als ik langs loop staat de man die het pakketje ontving te bellen:
“Ik denk dat je je eerst een rekening moet openen om internet te bankieren,” zegt hij.
Dan ben ik al bij de molen.

Ik groet een oudere vrouw die met drie kleine hondjes loopt. Ze groet vriendelijk terug. Waarschijnlijk zal op dit terrein bij de markthallen gebouwd worden. Dan is het gesjacher van de jonge mannen voorbij; het kleine beetje wild en verborgen ook.

Op de hoek bij de molen het nieuwe restaurant waar ze een deel van de ontvangstruimte van de begraafplaats voor verbouwden. Het talud is kaal gestoken, het gras is kort en groen. Een keurig kaal restaurant in een verder romantisch groene en natte omgeving. Naast de doden, dat laatste moment dat nog 100% natuur is. Dood, gereduceerd tot natte aarde. Dood, opgestookt tot warme lucht, en as en losse moleculen. Dood in een kist onder een steen onder de hoge bomen.  En omdat het mooi weer is zitten er aardig wat mensen op het terras.

Ik loop een klein stukje langs de Haarlemmerweg. Saaie portiekflats links. Het westerpark rechts. Tot aan het zebrapad bij het skelet van het oude ING gebouw. Daar steek ik over. Hier wordt opnieuw gebouwd. Het fietspad dat achter de voormalige kantoren langs loopt ligt open, want er wordt een warme-lucht-pijp onder de grond gelegd. Voor huizen met duurzame energie. De operatie vordert langzaam. De huizen nu nog kaal. De grond zanderig en leeg, en tussen de wilde bloemen die vroeger langs het fietspad stonden, munt en oregano, en tijm, en beginnende monnikskappen en ander kruid de rattenstaarten. Het is er voldoende zanderig voor.

Je hoort het water slurpen achter de hekken. Er bromt een generator van een pomp. Ik weet niet of het water door de dikke zwarte buis op pootjes loopt, of juist door de slappe slang die ernaast is neergelegd. Er staan sjofels en kranen. Veel bouwmateriaal. Waarschijnlijk is er verderop tussen het pad en de weg een diepte, garages, altijd handig als je met bouwen begint. Aan de andere kant van het pad een sloot vol riet dat de volkstuinen van het wandelpad scheidt.

Hoewel ik van hieruit meteen richting de Nassaukade had willen gaan, neem ik toch de richting van het Station Sloterdijk, de bizarre hoogbouw in de verte, het dreigende belasting boek met het vreemde wiel op het dak. Ik kan langs het spoor terug, wat een aangename wandeling is. Bij de poorten van de Sloterdijktuinen besluit ik om er even naar binnen te gaan. Ik bekijk de volkstuinen-vrede, kinderen en plastic zwembadjes achter meidoornheggen en beukenhagen.  Een oudere man die zijn wilde tuin onderhoud, hoed op, geruit hemd aan. Een tuin met robots gemaakt van bloempotten en tuinkabouters en een houten bruggetje en hortensia’s en kleine rechte sloten met stilstaand water die het hele terrein doorsnijden. Als ik het terrein verlaat en op het gele zandpad achter het volkstuingebied uitkom drijven wolken kleine witte zaadpluizen me tegemoet. Ze liggen ook op het zwarte, glanzende, stilstaande water en vormen er een dun rimpelig vlies.

Tussen al het groen die twee bouwplaatsen, die van het gebied tegen de markthallen aan, en die langs de Haarlemmerweg. Ook bij het Sloterdijkstation wordt gebouwd. De hoogbouw groeit. Maar het is inmiddels wel weer rustig op het pad. In de eerste coronadagen kon je hier eigenlijk niet lopen. Omdat iedereen juist de rustige paden bezocht. Nu is het weer redelijk stil, behalve op de plekken waar het voorheen op een zondag ook vrij druk zou zijn. Druk op de parkeerplaatsen tussen het spoor en de Volkstuinen in. Ik schat dat er zo’n honderd tot honderdvijftig auto’s staan, geen grote, vooral kleine pittige auto’s, een Fiat, een Mini, een Kia, veel Peugots. En naarmate je in het park de Nassaukade nadert neemt de drukte toe. Drukte op het grasveld achter de gebouwen van het Westergasfabriek terrein. Enkele Nijlganzen in het water in het verlengde van het deel waar normaalgesproken kinderen spelen. Dat kinderdeel staat droog. Er zit een kleine jongen die met dikke stoepkrijten om zich heen tekent. Druk is het ook op het fietspad door het park dat Nassauplein en Spaarndammerbuurt via een spoorviaduct verbindt.

Druk is het ook op de Nassaukade. Fietsers. Geen opgebroken weg meer. Het groen van het Frederik-Hendrik plantsoen, gras met een vreselijk lelijk beeld van Joep van Lieshout – een groepje menie-oranje bosneukers, mannetjes die slepen met stronken, meestal voor hun onderlijf, soms tegen hun kont, en het groen aan de andere kant bij de school. Ergens op de achtergrond wordt een kinderfeest gevierd. Vlaggetjes opgehangen, mensen met glazen in hun hand. Dan ben ik bijna thuis. En Route 106.

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index
top of page