130.

Stephan Keppel 2020 08
Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 x 114 cm.

Zondag, 1 november 2020

Straatvuil – Bij de eerste vuilnisbak tussen de containers een heel babykamerinterieur. Vijf kastjes, misschien wel zes of zeven. Enkele van twee etages, klein met een transparant deurtje van glas of kunststof. Een kast uit de IKEA, bruin, vier vierkanten in een dik raam. Als ik het juist heb van geperst papier en niet van hout gemaakt. Daartussen een opblaasbaar kinderzwembad. Een lolbroek heeft het ding opgeblazen aan een blauw rond bad gedeelte is een rode paddenstoel met witte stippen bevestigd. Er is nog iets te zien, misschien de zeekabouter die het tafereeltje afmaakt. Een witte gevlochten wasmand, gemaakt uit stroken kunststof. Ze is gevuld met kleding. Een enkel sjaal piept over de rand. Een jurk ligt uitgeteld op de natte straat tussen enkele kranten. Er leunt ook een grijze tweepersoonsmatras tegen het vuilnisbakdeel.

Even verderop de tweede verzameling bakken. Hier valt de troep wel mee. Tegenover de bakken liggen twee kapotte stoelen op straat, één ouderwetse stoel, zo te zien aan de onderkant van de zitting, die enkele complexe houtverbindingen toont en wat linnen banden zoals ze onder een zitting met metalen veren te vinden zijn. De andere stoel is hip, een witte kunststoffen kuip met een verbinding van gekruist ijzerdraad en vier, wat wijkende gedraaide poten. De porseleinen toiletpot staat nog steeds tussen de fietsen.

Bij de derde vuilniscluster aan de zijkant van de supermarkt valt het mee. Ze hebben uitsluitend karton op straat gezet.
Bij de vierde vuilniscluster heeft iemand gisteren een deel van zijn/haar bibliotheek op straat gezet. Gisteren zag ik wat populair wetenschappelijks en iets over sociologie. Er lag een boek van Connie Palmen naast. Nu liggen enkele exemplaren van het tijdschrift HAPPINEZZ die blijkbaar op de bodem van de doos hebben gelegen in de regen op straat.

Als ik de hoek om ga zie ik een vrouw een ordnergrote doos met papier naar de papierbak brengen. Ze krast nerveus met haar nagel over de achterkant van het ding om haar naam en adres te verwijderen. Niet zonder reden. De bak is vol en ze zal haar spullen openlijk op straat moeten zetten.

Het is zondagavond, circa half vijf. De lucht buiten is nu staalgrijs. De hoge berk is kaal en de soepele takken tonen hun grafische kwaliteiten. Het lijken touwen met knoopjes, doen denken aan de zwepen van de flagellanten. Ze zwiepen in de lucht, of – wat minder krachtdadig – de koorden waarmee indianen hoeveelheden aangeven, tien stuks per knoop of zo. De berk dichtbij heeft nog aardig wat blad. De brede, ronde esdoorn is al bijna kaal. Daarnaast staat een dikke sierkers. De takken en kleine stammen zwart als op een Japanse houtsnede. Het wordt al vroeg donker. Het wolken dek versnelt dit proces. Vlak boven de leizwarte daken is de hemel nog wat lichter. Het waait zo nu en dan tamelijk hard. Als er kauwtjes vliegen, drijven ze mee op de woedende wind. Maar je ziet steeds minder vogels. Omdat ik eigenlijk een bril nodig heb lijken de vier pijpeindes op de schoorsteen van de huizen tegenover mijn raam zo nu en dan op kleine dikke duiven. En Route 131.

 

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index
top of page