64.

Stephan Keppel 2020 05
Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 x 114 cm.

Dinsdag 31 maart 2020

Bomen in Europa. In de stukjes die ik schreef komen regelmatig bomen en plantennamen voor maar een kenner ben ik niet. Op mijn wandeling door het Beatrixpark noteer ik de namen die met plaatjes op de bomen zijn bevestigd. Vaak doe ik gewoon een gok. Het is belangrijk dat wat ik schrijf niet te pedant klinkt. Het is niet bedoelt als biologische kennis, maar als een beschrijving van wat ik zie.

Toch heb ik al een aantal jaar geleden een klein bomenboek gekocht. Het was een van de laatste boeken die J. en ik dubbel hebben aangeschaft: Tirion Natuur, Gids van Bomen in Europa, met een tekst van Allan Mitchell en ir. J.H. Wiersma en illustraties van John Wilkinson. Er staan 600 soorten in en 2400 illustraties. Het is een klein boekje, inmiddels door de zon verkleurd en het is me dierbaar vanwege een merkwaardig vertrouwelijk taalgebruik. De lezer wordt regelmatig persoonlijk aangesproken in verschillende hoedanigheden. De beoordeling van tuinbomen op hun waarde, lijkt bestemd voor tuinliefhebbers. Er zijn, volgens de samenstellers van het boekje “goede bomen” met en zonder persoonlijkheid. Er “middelmatige” saaie bomen “evenwel zonder gebrek” en bomen die niets of weinig “aanbevelingswaardigs” hebben. Die laatste categorie is de allerlaagste.

Ook overheden en bosbouwers worden in vriendelijke termen geadviseerd. Achterin het boek, na de wintersilhouetten: “Ondanks de propaganda voor inheemse boomsoorten in onze bossen, zou ik hier graag een pleidooi houden om meer van de in dit boekje beschreven – en eventueel andere exoten in de bosbouw te gebruiken.”
Het dappere boekje geeft ook een beschrijving van iets waar ik me amper van bewust was:
“een boom is een manier van ‘groeien’, niet een botanische groep van planten.”
Al met al voldoende reden om het soms te lezen.

Omdat de tekst stilistisch zo mysterieus is keek ik op internet na wie Allan Mitchell is. Een man, die na in de tweede wereldoorlog een legerfunctie te hebben bekleedt, besloot dat hij zich uitsluitend aan bomen zou wijden. Daarna beschreef hij alle dennen en coniferen van Engeland in Conifers in the British Isles, a descriptive handbook, en vervolgens  de gids Bomen in Europa.

Het is een mooi boek, al was het maar vanwege de namen, zoals die van de Toverhazelaarfamilie, waar ook de amberbomen onder vallen. Ik nam begin dit jaar uit Artis een amberboomblad mee, dat heel sierlijk was en prachtig rood en geel gekleurd. Toen wist ik nog niet dat deze boom een lid was van de familie met die sprookjesachtig mooie naam.

Maar ook wat de cipressen en mammoetbomen betreft. De Moerascipres die ik al meermaals beschreef vanwege de opmerkelijke oranje kleur als de boom zijn blad verliest, valt onder de laatste categorie. Binnen kort zal ze weer groen zijn, zoals de lariks in de achtertuin alweer kleur gekregen heeft.

Vandaag nam ik het boekje op omdat ik wat meer van de Acacia’s wilde weten waarvan er in Amsterdam heel veel staan. De Rubinia Pseudoaccacia, vaak echte of valse accacia genoemd. – Over welke Accacia’s schreef Hermans? Ook kalend goed te herkenning aan hun zeer knoestige kromme kronkelende stammen. In het Rembrandtpark vlak bij het Surinamerplein staan enkele oude exemplaren bij een water. Ze kronkelen bij de oever vandaan en lijken bijna uit te glijden op het gras. Hoewel ik het mooie bomen vindt kunnen ze vol in blad tamelijk somber zijn. En Route 65.

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index

 

top of page