76.

Marc Nagtzaam 23
Marc Nagtzaam,  Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing

Woensdag 29 april 2020
Twee meisjes lopen over straat.

Ze nemen het poortje tussen de tweede en de derde flat, een smal viaduct dat onder de spoorweg loopt en volgen het pad door de velden. Dat pad loopt naar de tweebaansweg waar vrachtwagens naar de snelweg rijden. Je kunt de weg zien vanaf het balkon aan de achterkant van de flats.

Twee meisjes. Het ene wat grotere heeft lange haren. De haren van de andere zijn kort.
“Kom, we gaan liften. We gaan naar de stad.”
Het grotere meisje steekt zonder enige weifeling de duim van haar rechter hand omhoog. Het is gen spel, hoewel verveling een rol speelt. Het kleinere meisje doet een stap naar achteren en leunt tegen een boom.
“Waar gaan we dan naartoe?”
Het grote meisje haalt haar schouders op. Ze weet waar de snelweg naartoe gaat, maar niet waarom ze op pad gaan. Gewoon.

Het regent. De lucht is betrokken. Er staat een beetje wind. Een pand van haar jas waait op. Ze voelt zich dapper en vrij. Wind in het gezicht. Het bovenlijf kout. Het geluid van de personenauto’s wordt afgewisseld met het zware geronk en gesis van vrachtwagens. Een chauffeur leunt op het grote stuur. Het zeil achterop maakt klappende geluiden en wekt een gevoel van heimwee op. Ze kan er niet aan ontsnappen.

Als de vrachtwagen stopt en de chauffeur van hoog boven naar voren helt om hen te vragen waarnaartoe, ruikt ze de geur van leer. Een mannengeur. Hij heeft de radio aan en rookt shag.
‘Naar Eindhoven,’ zegt ze, want dan moeten ze de snelweg op. Hij wenkt en ze klimmen naar boven. Zitten naast elkaar voor het grote raam. Middenin aan de spiegel hangt een beestje.
De chauffeur zwijgt en zij zwijgen ook. Er is zoveel te zien. Terwijl de flats achter hun rug verdwijnen: de tweebaansweg, de bomen, de oprit die afbuigt vlakbij de autofabriek, de grijze asfaltstroken en de viaducten, het grote vlakke groen.

Ze zwijgt. Denkt nergens aan. Niet aan hoe ze de kleine stad uitgaan, of hu ze straks terug moeten komen. De snelweg is lang en ver, ver van het centrum vandaan. Het kleine meisje aan haar zijde leunt warm, een lenig lichaam. Het is makkelijk te negeren. Is het voor haar een spel? Alsof ze thuis met de poppen spelen, in de smalle gele kamer, waar de twee bedden staan? Alsof ze een verhaal vertelt in het donker, voor het slapen gaan? Alsof het allemaal niet echt is, maar verzonnen?

De auto is warm. De zitting is van leer. Er liggen spullen, een verkreukelde wegenkaart, een zilveren zaklamp, groot en zwaar, met dikke batterijen, een zonnebril op het dashboard en shag en donkerblauwe trui, en een pak zakdoekjes. De  man draait een sigaret en rookt. De motor ronkt. Het ruikt lekker. Hij draait aan het grote stuur en schakelt. Hij doet zijn as in een lade die in het dashboard is ingebouwd. Het radio programma kent ze. Het voelt als thuis.
“Gaan we straks wat drinken,” vraagt het kleine meisje? “Ik heb dorst.”
Hij schuift een blikje sinaasappellimonade in haar richting. Ze is weer stil.

“Hier moeten jullie d’r uit.”
Hij stopt vlakbij het centrum. Ze stappen uit en bekijken het jongerencentrum dat zij van horen zeggen kent. Een naar op een gevel. Dan liften ze terug. En Route 77.

 

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index

 

top of page