Beweging tegen de schijn

Amsterdam, 12 februari 2014

‘s Ochtends loop ik naar mijn werk. Steeds dezelfde straat, aan twee kanten huizen, fietsen, de rookwolk van de elektriciteitscentrale aan het Noordzeekanaal achter Station Sloterdijk boven de daken aan de horizon. Ik kijk links, kijk rechts, hoor pianomuziek. Er wordt geoefend. Zie opnieuw de grote kast in de voorkamer, ooit winkeletalage. Steekt mooi af tegen de betegelede vloer, zwart-wit in oud Hollandse stijl. Aan een van de ijzeren rekken hangt een fiets. Het voorwiel hoog, het achterwiel laag en negentig graden gebogen. ‘Als een lastdier in de woestijn dat loom door de knieën zakt om de bereider in de gelegenheid te stellen plaats te nemen op zijn rug’, denk ik in het voorbijgaan. Alles gaat voorbij. Het is een lange zin en al lopend werk ik aan de constructie.

De gerenoveerde huizen met hun nieuwe jonge bewoners. De verwaarloosde woningen met bewoners zonder geld. Dat zijn er steeds minder want de Amsterdamse huizenprijzen blijven stijgen. Dan loop ik langs de koffiecorner op de hoek met de vriendelijke dame met het Zuid-Amerikaanse uiterlijk. Zou het haar eigen zaak zijn, denk ik steeds. Ik zie er nooit een ander. Geen man of mannen die over haar schouder meekijken als ze de omzet van de dag noteert. Het is een leuke plek. Het is er nooit vol, maar ook zelden leeg. Als het regent zijn de ramen beslagen. Als het zonnig is zit er soms iemand op het geïmproviseerde terras – een tafeltje en twee stoeltjes naast de ijzeren paal van een verkeersbord. Jammer dat ik eigenlijk nooit meer koffie buiten de deur drink, zoals in mijn studententijd.

Aan de zijkant van de supermarkt, daar waar de goederen en waren in- en uitgeladen worden, staan zoals altijd de straatvegers van de buurt in hun oranje fluoriderende pakken. Een jonge moslim met vriendelijke ogen en een donkere baard. Een  wat oudere man met een bruin en gelooid gezicht met ogen vol verbazing.  Een dikkige bleke man met een roze kale kop en pluizig haar aan de zijkanten. Ze roken shagjes en drinken er de gratis koffie bij die je in de supermarkt kunt krijgen. Straks zoeft de ene weer in het elektrische vuilniswagentje, terwijl de ander met een takkenbezem de troep uit de goot naar het midden van de straat veegt. Kleine groepjes scholieren haasten zich en gaan haastig het gerenoveerde 19e-eeuwse gebouw in. Ik groet de jongen in het bewakingsuniform. Hij oefent voor portier en waarom niet.

Gisteren en eergisteren lag ik verkouden op bed en ik heb veel gelezen. Eén kunsthistorische boek, Beweging tegen de schijn over de Situationisten en één boek over genocide van Abram de Swaan. Merkwaardige mix aan lectuur. Toch aardig om wat aantekeningen te maken.

Het boek van R.J. Sanders vond ik bij het ordenen van een vreemde boekenkast. Snel las ik de inleiding en het eerste hoofdstuk, verbaast over de heldere beschrijving van de vooroorlogse avant-garde bewegingen: futurisme, Dadaïsme, surrealisme. Zij vormen de opmaat voor het hoofdthema: opkomst en ondergang van een na-oorlogse avantgarde, de Situationisten, die onder leiding van Guy Debord al hun aandacht richtten op ‘het Spektakel’, een onontkoombare levenservaring die door de consumptiemaatschappij gedicteerd wordt en met Marxisme moet worden bestreden.

Omdat het boek zo ernstig is, is ironie niet te vermijden. Maar dat ik het lees komt ook uit daadwerkelijke interesse voort. Ik kende de precieze geschiedenis van de bewegingen niet en het is amusant om te zien hoe de geschiedenis verloopt. Vergadering na vergadering, pamflet, na pamflet van de Internationale Lettristen (1952-1959) via Cobra tot de opstand van 1968.

Maar wat me werkelijk bezighoudt is de vraag wat men zich voorstelde bij de consumptiemaatschappij.  Het begrip is zo uitgeleefd en uitgelubberd dat ik vaak niet meer weet wat ermee bedoeld wordt.  En Guy Debord met zijn Spektakelmaatschappij? Niet zo lang geleden stond ik op het punt om het boek te kopen. Ik deed het niet.

R.J. Sanders geeft een gedegen inzicht in de ontwikkelingen en ik ben blij met zijn filosofische invalshoek. Het geeft me de ruimte om na te denken over de informatie die ik tijdens mijn opleiding kreeg. De Duitse filosofie – Frankfurter Schule en Walter Benjamin; De Franse filosofie – de marxist Althusser, maar ook Barthes, Bataille tot aan Baudrillard; met elkaar verbonden door de dialectiek van Hegel, maar ook Nietsche en het anarchisme van Bakoenin. Hoe algemeen ze ook is, ik heb veel aan de opmerking dat de Duitse filosofen al in de jaren dertig gedachten formuleerden waar de Fransen eigenlijk pas na de oorlog mee aan de slag gingen. En ik kan het verhaal zoals Sanders dat vertelt goed volgen. Maar daar waar het actieve Marxisme aan de orde komt, wordt het een vrolijk zooitje. Ik herinner me die taal uit mijn studietijd en het blijft een wonder dat mensen hier serieus mee bezig kunnen zijn.

Wat de kunst betreft: het streven om vanuit een situatie – een begrip dat onder andere naar vrijheidsopvattingen van Sartre verwijst –  kunst te maken, strevend naar een vrij gebruik van alle zintuigen is nog steeds zinvol. Zoals het ook zinvol is om na te denken over de vercommercialisering van kunst, maar moet je de kunst dan opheffen?

Ik lees het boek en hoop dat ik op nieuwe gedachten kom, want  ook de manier waarop kunst nu door overheden en media aan de man wordt gebracht heeft merkwaardige aspecten.
Wat moet ik met de 12 leden van de academische kunstraad van de KNAW? Je kent hun koppen en meningen al uit de media. Is hun toetreding tot zo’n raad meer dan dat, meer dan een reclamestunt, meer dan een media spektakel (waarmee ik overigens niet aan Debord refereer!).
Wat moet ik met Damien Hirst in Qatar? Ene Jean Paul Engelen, directeur openbare kunst van het Public Art Programs (?) van het QMA (Qatar Museum Authority (?) weet te vertellen dat we(?) bruggen slaan tussen de Arabische wereld en het westen met dit werk. Als ik google naar het museum kom ik op een lege pagina terecht. Wel vind ik reclame voor het Islam Museum ter plekke.
Wat moet ik met Marcel Wanders in het Stedelijk Museum  van Amsterdam? Iedere keer dat ik langs die lelijke poster loop, schrik ik. Op internet probeer ik te achterhalen of er meer kritiek is, maar stuit enkel op reclame.

Dus zonder het met de Stituationisten, de marxisten, Guy Debord of R.J.Sanders eens te zijn (Die Sanders is een rare vogel concludeer ik na een tochtje op internet) ben ik wel blij dat ik het anarchisme weer op het spoor ben. Gewoon zelf denken. Er moet meer ruimte zijn. Ik schaamde me dood toen ik zag dat Poetin voor de ogen van de hele wereld met een schaatster, een dikke koning en een koningin-met-alleen-een-titel knuffelde in een huis dat genoemd is naar een Nederlands biermerk, en drukte het nieuws meteen weg. Plaatsvervangende schaamte. Niet eens van wege de vileine homowetgeving. Maar de man is een dictator! Die mag je de hand toch weigeren?

Okee, nog even de Sitationisten. Leeslijst:
Freud, Het onbehagen in de Cultuur; Johan Huizinga, Homo Ludens;  Nietsche

Het boek van Abram de Swaan, Compartimenten van Vernietiging, wordt bejubeld. Ik lees het vanwege mijn eigen achtergrond. Veel informatie kwam ik ook tegen tijdens de voorbereidingen van Café des Espérances. Ook hier weer een terugkeer naar mijn studiejaren maar nu via Elias, Goudsblom, staatsvorming en Ton Zwaan.
Ik hoopte nieuwe inzichten te krijgen, want dat genocidedaders een profiel hebben, niet altijd zomaar gewone mensen zijn, is interessant. Wat zijn het voor mensen, hoe gaan zij met hun ervaringen om? Ook het regime is van invloed. Maar hoe?
De Swaan geeft niet echt een antwoord. Hij beschrijft patronen waarvan ik me afvraag of ze nieuw zijn. Hoewel hij de moderne staat de grootste geweldsmachine noemt die er is, en op de verantwoordelijkheden van  regimes wijst, blijven de opmerkingen vaag en schematisch. Ook erger ik me aan zijn invulling van ‘de mentaliteit van een volk’, die volgens hem naast persoonlijke ervaringen van invloed is op de manier waarop een mens in een genocide situatie reageert. Geschiedenis, ja, maar volksmentaliteit? Hoezo dezelfde ervaringen, nederlaag, inflatie, crisis … Tja, nogal kort door de bocht! Jammer. Op grond van de interviews en besprekingen had ik meer verwacht.

De Stituationisten: Beweging tegen de Schijn, R.J. Sanders, huis aan de drie grachten, 1987 Proefschrift
Compartimenten van Vernietiging, A. de Swaan, Prometheus / Bert Bakker, 2014

 

top of page