Confessions of the Imperfect; vuurrode plankenhouten barricaden in de grijze zalen van het VanAbbeMuseum in Eindhoven

Zaterdag naar Eindhoven geweest voor de opening van ‘Bekentenissen van de Imperfecte’ (Confessions of the Imperfect) een tentoonstelling in een structuur van Liam Gillick die verwijst naar de theorie van de Engelse criticus en utopist John Ruskin (1918-1900).

 consumptie Van Abbe Museum 2014
Miralda, Power Food Canbarricade, 2014. Courtesy Missile Energy Drink

Eerst over Ruskin. Je kunt zonder overdrijving stellen dat hij een merkwaardig mens was, meer zelfs, een bijzonder fenomeen. Hij was een estheet die amper aan de vleselijke liefde durfde te denken omdat die nogal harig was en niet glad als Griekse beelden, maar ook een duurzaamheidsdenker. Hij bestudeerde de natuur, schreef over geografie en werkomstandigheden, waarna hij concludeerde dat de mooiste wereld er een zou zijn van arbeid, vlijt en gezamenlijkheid. Zoals in de middeleeuwen toen handwerk nog de gewoonte was zou alles zijn doordrongen van een onbevangen creativiteit.
In hun kritische reis door de moderne wereld – want zo zou je deze expositie kunnen beschouwen – nemen de twee curatoren Steven ten Thije en Alistair Hudson Ruskins idee dat kunst iets alledaags en gezamenlijks zou moeten zijn als uitgangspunt.
Liam Gillick bouwde een het raamwerk, een vuurrood plankenhouten bouwwerk dat door alle grijs getinte tentoonstellingszalen loopt. In iedere zaal wordt die rode draad verbijzonderd. Zij verandert in een vuurrode barrière of barricade, het begrip waarmee de hoofdstukken, of maatschappelijke thema’s van de tentoonstelling, worden aangeduid.
Bij ieder hoofdstuk tonen één of twee kunstenaars (of kunstenaarsgroepen) hun werk.

Daarmee zijn alle lagen van de tentoonstelling benoemd:
Het feit dat het eigenlijk een cultuurhistorische beschouwing is. Vandaar dat de ondertitel luidt: 1848 (het jaar van de Februari Revolutie in Frankrijk, waarin arbeiders om een meer democratische en sociale staat eisten), 1989 (het jaar van de val van de muur), vandaag.
Mogelijk gemaakt door de twee curatoren die een statement maken, tegen de door van marktprijzen afhankelijke kunst; vóór een vorm van kunst die zich voegt naar maatschappelijke behoeften, die alledaags is en van iedereen. Alistair Hudson is sinds kort directeur van het MiMA (het Middlesbrough Institute of Modern Art) dat hij volledig in het teken wil stellen van het streven naar deze humanitaire kunstopvatting.
Vormgegeven door Liam Gillick.
De kunstenaars als Li Mu, Wendelien van Olden, Alexandra Pirci & Manulel Pelmus en anderen, voegen zich.

Tot zover een beschrijving van de expositie, een relatief complex geheel, waar ik zowel enthousiast over ben, als kritische aantekeningen bij heb.
Eerst, dat lijkt met de juiste volgorde, mijn enthousiasme. De tentoonstelling stelde niet teleur.

alexandra pirci en manuel pelmus, performance van abbe november 2014
Alexandra Pirici & Manuel Pelmus, An Immaterial Retrospective of the Venice Biennale 2013. Enactment of Tramstop, A Monument to the Future
Op vloer van Liam Gillick

Ik reis op een drukke zaterdagmiddag met de trein.
Lees kort in de brieven van Werkman: Volgend jaar, 2015, is Werkmanjaar. De kunstenaar/drukker is dan 70 jaar dood, wat de aanleiding vormde om zijn leven en werk te vieren. Ik ben gevraagd door één van de instellingen die iets bijzonders willen doen in deze periode en lees me in: Werkman is bijzonder; Een heer, een drukker die failliet ging, maar niet bij de pakken neerzat. Hij maakte zijn kunst met een heel bijzonder gevoel voor moderniteit en modernismen. Hij realiseert zich dat hij – als hij de door de Arbeiderspers in de reeks Privé Domein uitgeven brieven schrijft is hij zestig – nooit de grote tekenaar of schilder zal worden die hij wellicht ooit had willen zijn, tegelijkertijd is hij kritisch, tevreden en zelfbewust wat zijn druksels betreft. Hij heeft een heerlijke stem: Is concreet, zorgvuldig, enthousiast. Zijn snedige bescheidenheid bepaalt mijn stemming.
Ook lees ik de krant. Een opmerking van de Russische schrijver Michail Sjisjkin blijft hangen, waarschijnlijk omdat ook ik Andrey Tarkovski bewonder: “Op 15-jarige leeftijd heb ik me gerealiseerd wat de functie van kunst is, toen ik de film Andrej Roebljov zag: urenlang vreselijke dingen, moord, marteling. En toch kwam ik de film uit met een licht, gelukkig gevoel.”
Ik denk na over de colleges van Erik de Jong, die over moestuinen gingen. Het productieve aspect van de tuin, met oog voor cultuur en esthetiek beschouwd.

En die gedachten bepalen de manier waarop ik, als ik het museum binnenkom, naar de tentoonstelling kijk. Ik zie eerst de kleuren en de structuren van het werk van Gillick. Grijs, Rood, maar vooral en dat bevredigt mijn behoefte als bezoeker van de expositie, ruimte vullend, groot. Ik vind het niet erg om te lezen, maar doe dat liever achteraf dan wanneer ik een tentoonstelling betreed. Ik wil eerst iets zien, geraakt worden, maar ook een overzicht krijgen. De indrukken bestaan uit kleur, structuur, speurend naar opmerkelijke dingen. Tekst en kleine werken raken me daarom bijna niet.
Ik dwaal dus door de zalen zonder precies te weten wat ik zie. Ik zie in de eerste zaal met lage rechthoekige platforms die aan de rand fel rood kleuren een klein gezelschap in een vierkant op de vloer liggen. Zij doen iets wat ik al eerder een keer heb gezien. De performancegroep onder leiding van Alexandra Pirci & Manulel Pelmus doet kunst na. Waarschijnlijk gaat het in dit geval om geometrische kunst of minimal art, wat voor veel jonge kunstenaars ongeveer op hetzelfde neerkomt. Het ziet er mooi uit. Een meisje met fluorescerende strepen op een strakke sportbroek maakt foto’s.
Daarachter de zaal met de film van Wendelien van Oldenborgh. Bij de entree een plastiek van Constant.

Li Mu, Quizhuang Project, 2013. With a copy of John Körmeling, HI HA, 1992. Photo Li Mu

Li Mu, Quizhuang Project, 2013. With a copy of John Körmeling, HI HA, 1992. Photo Li Mu 2
Li Mu, Quizhuang Project, 2013

Wat zie ik, vraag ik me af en dwaal verder. Kom in de zaal terecht met Bauhaus-textiel. De zaal draagt de titel ‘De welwillende Orde van de Mechanica / The benevolant order of the mechanics’, draagt. Ik zie prachtige stoffen uit de Bauhaus-werkplaats. Annie Albers wordt genoemd. En aan het plafond hangen vaandels van de harmonieën en orkesten uit Brabant.
Ik moet denken aan een ander project waar ik op dit moment mee bezig ben en waar textiel en ambacht de hoofdrol in spelen, en lees de tekst op het bordje: Met de ontwikkeling van industrie en mechanica moesten de arbeiders worden opgeleid. Hoewel die opleidingen louter bedoelt waren om betere winsten te maken, droegen zij voor een groot deel aan de verbetering van de situatie van arbeiders bij. En, zo luidt de tekst, Ruskin was meer tevreden met de entourage van deze initiatieven, de studio’s, verenigingen en bibliotheken die er deel van uitmaakten, dan met zijn eigen Arts and Crafts-beweging. Dat was een commercieel succes, maar alleen de rijkere middenstand kon zich de producten permiteren.

Verder lopen. Ik was blij met de kleur van de stoffen.

Mehanisatie Vaandels Van Abbe museum 2014
Textiel met op de achtergrond de videofilm van Jeremy Deller, So Many Ways to Hurt You, The Life and Times of Adrian Street, 2010

Dan de ruimte met werken van Ruskin. Aquarellen, tekeningen naar de natuur.
De rest van de tentoonstelling is verderop: Het werk van Li Mu, die met een reeks aquarellen en brieven verslag doet van zijn inspanningen om van een klein houten gebouw in China met bruiklenen van het Van Abbe een museum te maken. Het project is aansprekend en fijn. Dan de hoek waar beelden in Chocolade worden gegoten. Dat vind ik nog mooier. Aan een kleine teek staan twee koks. Ze gieten chocolade in mallen, gemaakt naar in klei geboetseerde beelden van mensen die op cacaoplantages in Congo werken. De man van de chocolade heet Barry Calbout. De man van de kunst is onbekend. Wel vermeldt de tekst: The meeting has taken place in a structure designed by NYC based artist Liam Gillick. Al weer.
Maar daar wou ik het helemaal niet over hebben. De beelden zijn namelijk prachtig. De drie hoofden, zelfportretten van cacao-arbeiders, vertelt een van de twee chocoladekoks/ Ze zijn gescand in de computer, en van die scans zijn mallen gemaakt. Bij de grote beelden zie je de lasnaden, maar dat is niet wat me ontroerd. Het zijn de beelden zelf. Je herkent onmiddellijk de Afrikaanse ceramiek. De chocolade is een uitstekende vervanger van de klei. Ik denk aan het beeld van Dieter Roth dat we een week geleden in Dortmund zagen, van een tuinkabouter in een cilinder van chocolade, zijn muts en zijn billetjes staken eruit. In de titel was vermeld dat het om voedsel voor eekhoorntjes ging.

Chocoladeproject Congo Van Abbe Museum 2014 2 Chocolade Project Congo Van Abbe 2014 1
Chocolade uit Congo

Tot zover mijn enthousiasme.
Er was nog veel meer, maar ik denk dat iedereen dat zelf moet gaan zien. Ik wil nog wat energie overhouden voor mijn kritiek.
Te beginnen bij het fenomeen Ruskin. De belangstelling voor hem is blijkbaar aan een nieuwe ronde toe. Is dat terecht? Ik historisch opzicht ja. Het is een interessante figuur met een oeuvre vol fascinerende verworvenheden en contradicties. Ik denk dat ik nu beter begrijp dan toen ik jonger was, hoe een ver doorgevoerd idee van esthetiek een radicale kritiek tegen een conventioneel maatschappijbeeld kan zijn. De esthetiek van Arts and Crafts en de Prerafaëlieten, het dandyisme van Oscar Wilde; het zijn vormen van verzet. Dat Ruskin niet alleen achter deze kunstvormen staat, maar gaandeweg interesse toont in allerlei vormen van sociale verandering en educatie pleit voor hem. Dat hij niet alleen met materialen, maar vooral met mensen (lees, arbeidskracht) voorzichtig wil omgaan en voor duurzaamheid pleit, siert de man. Maar houdt dit idealisme stand?

Ik vind het niet eenvoudig om hier over na te denken. Aan de ene kan ervaar ik een zekere sympathie. Je kan de marktwerking niet zomaar vrij laten. Je moet mechanisering en digitalisering in de gaten houden, omdat machines nou eenmaal geen onderscheid tussen mensen kunnen maken. Vrije marktwerking zonder enige regelgeving leidt tot anarchie bij producenten, geldschieters en bestuurders. Zij vormen als het even kan een heilige drie-eenheid die zich vooral laat leiden door wat de consument = kiezer schijnt te willen. En de consument – kiezer schaft aan en volgt wat de drie-eenheid aanbied. Een paradoxale situatie, een Cach 22, een strik die nauwer wordt naarmate het geloof in de resultaten van metadata-analysen groeit.

Maar ondanks mijn kritiek op een al te materialistische wereldbeeld, verzet ik me ook tegen een vlucht in de bezieling. Hoe genuanceerd de teksten van veelschrijver Ruskin ook mogen zijn, uit zijn natuurtekeningen blijkt dat bij hem alles om onschuld en bezieling draait, om gemeenschapszin, duurzaamheid en ambacht. Ruskin was een grote inspirator voor Rudolf Steiner wordt aan het slot van een van de openingstoespraken vermeld – en ik hoor Franz Kafka op de achtergrond schaterlachen. Het zijn vooral hoog opgeleiden die gebruikmaken van alternatieve geneeswijzen lees ik op internet. Omdat die het kunnen betalen, luidt één van de verklaringen. Ja, Ja, maar ze geloven er ook werkelijk in!

Bezieling. Mijn enthousiasme en mijn scepsis lijken tegengesteld en onverenigbaar. Maar is dit wel zo? Ik hou niet van wereldverbeteraars en religies. Wel van cultuurgeschiedenis, literatuur en kunst. Ook van kunst die op maatschappelijke constellaties reflecteert. En van kunst die alledaags is. Dan verwijs ik terug naar mijn gedachten tijdens de treinreis op weg naar Eindhoven. Naar een modernist en humanist als Nicolaas Werkman, een schrijver als Michail Sjisjkin en een filmer als Andrej Tarkovsky. Ik vind inderdaad dat goede kunst wreedheden toont en toch troost. Zoals die chocolade hoofden uit Congo. Het is niet enkel de goede bedoeling die telt, maar ook de manier waarop ze werden vormgegeven. Ik herken de hoofden. Ze ontroeren.

Ik denk ook dat kunst vaak iets bezweren moet. Zoals een tuin in de zestiende en zeventiende eeuw, een afspiegeling was van manier waarop men de wereld structureerde. Er was sprake van een eerste, tweede en derde natuur, waarmee respectievelijk naar wildernis, landbouw en tuin werd verwezen. Terwijl in de grote tuinen bij de buitens en landhuizen een soortgelijke structuur werd aangebracht. In veel tuinen waren elementen van schoonheid, van nutsplanten (landbouw) én vaak een stuk wildernis aangebracht (een klein stukje duin dat niet gecultiveerd werd, of een terrein waar herten lopen). Het aanleggen van tuinen was niet alleen een projectie van een wereldorde, het was ook een manier om de grote wilde natuur daar buiten te bezweren.
Landschapstuinen in Engeland, industrialisatie en imperialisme: Nu is de wereld voor het overgrote deel cultuur. En misschien kan je het volgende vergelijk treffen. Zoals mensen destijds de natuur ‘vercultuurlijkten’ om de angst voor het wilde te bezweren, moet de cultuur nu ‘vernatuurlijkt’ worden om de onbeheersbaarheid van de cultuur en de machine te beheersen.

Het is een formulering die niets oplost, en alleen een begin kan zijn. Maar het maakt wel duidelijk waarom ik moeite heb met iedere filosoof of kunstenaar die denkt dat kunst daadwerkelijk iets veranderen kan.

Confessions of the Imperfect │22.11.14 – 22.2.15Van Abbe Museum Eindhoven

top of page