De late Rembrandt – indrukwekkende schilderijen in een intimiderende entourage

534ddde3653c13.10323186         De late rembrandt de vrouw van Potifar staatlichte Museen zu Berlin

‘De late Rembrandt’ in het Rijksmuseum is een traktatie. Het een en ander had zich al aangekondigd. Ik had op een slapeloos moment een BBC documentaire bekeken op internet. Simon Schama, klepperklepperde me langs een aantal van de hoogte punten van de tentoonstelling, want de kern ervan was al eerder in Londen vertoond. De beelden van de Lucretia schilderijen, één uit 1664 (National Galery of Art Washinton) de ander uit 1666 (Mineapolis Institute of Arts) hadden indruk gemaakt en ik gebruikte een verwijzing in mijn bespreking van het boek over Joost van den Toorn. (de link: vrouwelijkheid, genderwisselingen, inzicht in de andere sekse, geweld).
En tijdens de Nachtelijk Wandeling met Melanie Bonajo zag ik, eigenlijk voor het eerst, beelden van Potifars vrouw. Ook dat schilderij (1655, Staatliche Museen zu Berlin) is op de tentoonstelling te zien. Ik kijk. Het is een wat complexere compositie: de jonge Joseph met bruine ogen en zacht golvende loken op de achtergrond, bij het beddengordijn; de begripvolle Potifar met een prachtige tulband op de voorgrond  – Rembrandt bezat enkele Moghul miniaturen, die destijds nog tamelijk vers waren – naast de bijbelse Mrs. Robinson op een stoel voor het bed. Pontificaal, een dame van mijn leeftijd. Net iets jonger misschien, omdat ze toen wat sneller rijpten dan nu.

Het is een fijne tentoonstelling, tenslotte dé manier om iconisch werk te bemiddelen, want al het andere, publicaties en films werkt maar half. Je weet al te veel. Het is te vaak versneden, vernield en fout begrepen. Pas op, weer toeristen in het ziekenhuis, witte heroïne verkocht als coke! De verhalen gaan de wereld rond in alle vormen en maten met volksverhaal-achtige trekken, stop het maar in je neus, zoals de heisa rond het Deense meisje Elsje Christiaens hangend op het galgenveld, te vinden in goedkope televisieseries, kinderboeken, dramatische docu-romans en in vele ernstige en minder ernstige wetenschappelijke boeken. Maar hier op de tentoonstelling wandel je gewoon langs al die werken, bekend en onbekend, en kan je het zelf zien en ervaren. Vertrouwde schilderijen, zoals het Joodse Bruidje (Een paar als Isaak en Rebecca, 1665, Rijksmuseum Amsterdam). Hier te zien met een kleine voorschets van het bijbelse verhaal. Dat maakt veel duidelijk over de aard van de compositie en het gebaar, hand op hart, dat de man bij zijn vrouw maakt. Zo doe je nieuwe inzichten op.

Ik was opnieuw geraakt door de mooie tekeningen en portretten van vrouwen. De kleine, intieme figuurtjes en de grote portretten, zoals dat van de vrouw met struisvogelveer (1656-1658, National Gallery of Art Washington). Prachtig, haar ogen, haar hals, haar sieraden en haren, en natuurlijk die in wit let-licht veel te sterk reflecterende veer. En dat van Margaretha de Geer (1661, The National Gallery Londen) met die fantastische grote handen en dat fijne zwarte kanten mutsje op. ‘Frontaal’ geschilderd, staat in de tekst.  Dat klopt. De compositie vormt een grote trage driehoek die van het kleine hoofdje bovenop, langzaam naar beneden glijdt tot aan de twee enorme handen.
Ik verheug me en bekijk de zelfportretten die ik nu herken als een manier van de schilder om zichzelf te vrijwaren van al te grote druk van buitenaf. Gewoon schilderen om te zien hoe vermogens en gedachten zich verder ontwikkelen.
En ik ben blij omdat veel van de geportretteerden nét wat ouder zijn. Daar had ik geen moment bij stilgestaan, dat Rembrandt toen hij ouder werd ook vaker oudere mensen portretteerde. Een interesse gebied? De vrienden die hem ondanks tegenslag trouw bleven? De Joseph achter Potifars echtelijke sponde heeft persoonlijkheid, maar voor het overige doen de jonge mannen op deze tentoonstelling in alle opzichten onder voor de oudere. Het ruiterportret van Frederik Rihel (1663, The National Gallery Londen) is tamelijk vervelend, en ook op het portret van de man in wapenrusting (Wellicht Alexander de Grote, 1655, Kelvingrove art gallery and Museum, Glasgow) is het hooguit hier en daar iets van het glitterwerk dat fascineert. Maar, het portret van een blonde man (1667, National Gallery of Victoria, Melbourne) is geweldig.

de late rembrandt blonde man 1667 National Gallery of Victoria, Melbourne

Over de expositie niets dan lof. Ook de indeling van de tentoonstelling is okay, een soort meta-verhaal in tags, zelfportretten: naer ’t leven, innerlijke strijd, contemplatie, wedijver, conventies, et cetera. Maar dan de entourage. Een mensenmassa hedendaags aangesproken, simpel, elektronisch. Soms kan je nog net reikhalzend hoog boven op de muur de tag herkennen. Houvast als op het strand bij Zandvoort waar de Nijntjes-borden staan voor kinderen die afdrijven met de onderstroom.  Het is niet gemakkelijk om stil te blijven staan op één plek, of je eigen gang te gaan. Zonder oordopjes in, zonder I-pad, laptop, kortom zonder multimediatour ben je in de minderheid.

De mensenmassa laat zich leiden door stemmen in hun oor, beelden op de telefoon, foto’s en films. Ze maken voortdurend foto’s, kijken niet maar filmen het hoofd naar beneden gebogen. Zij kijken enkel via het apparaatje omhoog. Je moet een speciale techniek ontwikkelen om voor te kruipen en ook iets te zien. Ik stak meestal vanaf de zijkant in, kaartje lezen, rustig wachten, dan even draaien en recht voor het beeld gaan staan. Een enkele keer draaide een van de gidsen in en probeerde me weg te duwen. Het was kortom een publieksspektakel en ik moet aan de nieuwe opzet wennen.

Bordjes met toegankelijke teksten, zoals in het geval van de laatst genoemde blonde man: “Ook in zijn laatste levensjaren maakte Rembrandt nog ongekend levendige portretten …” Hoe zo, denk je? Ook? Daarom zijn we toch hier, de tentoonstelling heet toch late Rembrandt? Bij de entree een kermisklant die Rembrandt-kleren draagt, en hele hordes personeel dat je lachend, veel te snel en veel te luidruchtig te hulp schiet. Vrouwen als stewardessen, hun antraciet kleurige jurkjes hebben driehoekige flapjes aan de mouwen, omhoog gericht zoals de veel te kleine enkelvleugels van Hermes. De mannen bewegen vrouwelijk in hun half bruine, half grijze pakken met Rijksmuseumstiksels. Ze hebben nog nét geen tatoeages van het logo op hun rug. De hele santenkraam. Het valt niet mee. Veel en veel te vriendelijk vertrouwen ze erop dat de massa precies datgene doet, dat vooraf door hun manager en instructeur voorspeld werd. Dat merkte je vooral toen de tentoonstelling bijna sloot. Eindelijk waren de zalen leger. Maar nu stond het personeel, dat plotseling minder te doen had, in grote groepen kletsend voor het werk. Het museum sluit zonder aankondiging. Ruw maar doeltreffend drijven de laatste bewakers de bezoekers als vee naar buiten.

Wat moet je hiermee? Ik sluit natuurlijk niet uit dat ik hopeloos achterloop. Maar het omgekeerde zou ook wel eens het geval kunnen zijn, dat de nieuwe manieren om publiek te begeleiden nu al beginnen te slijten. Juist het wat oudere publiek is tamelijk luidruchtig. Doof misschien? Ook zij hebben allemaal elektronica in de hand. Het duurt niet lang meer of er moeten speciale, elektronicavrije middagen worden georganiseerd voor degene die gewoon willen kijken, zonder gestuurd te worden.

maquette van Exhibit een voorstelling van Suze Milius

Het toeval wil dat ik deze discussie de volgende week opnieuw ter sprake komt. Donderdag 26 maart zal ik namelijk de voorstelling ‘Exhibit’ van Suze Milius (House Crying Yellow Tears) bezoeken. Een voorstelling in de Brakke Grond in Amsterdam. Aan dit theaterstuk ligt een museumbezoek ten grondslag. Aan de voorstelling gaat een gesprek vooraf tussen Suze Milius en Johan Idema, Bedenker en uitvoerder van ‘De Grote Kunstshow’, een voorstelling die in 2014 en 2015 in de Stadsschouwburg in Amsterdam plaats vond. Bovendien schreef hij het boekje: How to visit an art museum; stop wandering start acting (?!). Het is leuk om na te denken hoe een goede tentoonstelling eruit zou kunnen zien, hoe je publiek op een aangename manier bereikt, maar moet dat werkelijk altijd met elektronica, grove versimpelingen en clichés? Over een dikke week, als ik het stuk gezien heb, meer.

top of page