lezing – Archieven en het Cultuurgoed van Migranten

Archieven

11 oktober 2001

DIVA, vereniging voor de Documentaire Informatie Voorziening en het Archiefwezen

Op dit symposium werd gesproken over de toekomst van migrantenarchieven in Nederland. Saskia Monshouwer leverde een bijdrage als archiefbeheerder van de Gate Foundation.

 Tekstbijdrage:

Het Gate Foundation Kunstenaarsarchief

Saskia Monshouwer

 

De Gate Foundation is een organisatie die zich inzet voor hedendaagse beeldende kunst van niet-westerse en van allochtone kunstenaars. Een belangrijk onderdeel van de organisatie is het kenniscentrum, opgebouwd rond het Gate Foundation Kunstenaarsarchief en de gespecialiseerde bibliotheek. Zowel bibliotheek als archief zijn voor het publiek toegankelijk. In de bibliotheek worden buitenlandse catalogi, naslagwerken en theoretische literatuur verzameld. Het openbare gedeelte van het Kunstenaarsarchief bevat op dit moment circa 1000 dossiers met documentatie en informatie over allochtone kunstenaars die in Nederland wonen en werken en kunstenaars uit Afrika, Azië, de Caraïben en Latijns Amerika, maar ook van kunstenaars die tot de doelgroepen behoren en in andere Europese landen wonen. Het niet openbare, interne gedeelte bevat documenten, teksten en fotomateriaal dat in het kader van diverse projecten werd verzameld.

Om de huidige opzet en inhoud van het Gate Foundation Kunstenaarsarchief te begrijpen, is het van belang om inzicht te geven in de manier waarop de Gate Foundation zich heeft ontwikkeld. In de relatief korte periode van haar bestaan, krap één decennium, is er veel veranderd; intern, maar ook in een bredere maatschappelijke context. De verhoudingen op internationaal niveau zijn verschoven en daarmee ook  politieke opvattingen en inhoudelijke categorieën. De Gate Foundation stond in het brandpunt van deze veranderingen en heeft, wat inherent is aan haar oorspronkelijke doelstellingen, meegewerkt om de veranderingen op gang te brengen.

In deze tekst zal ik de ontwikkelingen volgen aan de hand van de exposities en activiteiten die de Gate Foundation in de loop van de jaren organiseerde, omdat ze het fundament van het Kunstenaarsarchief mede hebben vormgegeven. Het expositiebeleid heeft sporen nagelaten in de categorisering en indexering en de nieuwe aanwas deels bepaald. Vervolgens zijn gaande de jaren negentig exposities en activiteiten georganiseerd die betrekking hadden op kunstenaars en informatie uit het bestaande archief. De expositie The Archives on the Index 001 werd zelfs volledig bepaald door  vragen en discussies die de werkzaamheden in het Kunstenaarsarchief met zich meebrachten.

 

Exposities als fundament

De Gate Foundation werd in 1988 opgericht met het doel om hedendaagse en moderne kunst van allochtone en niet-westerse kunstenaars meer bekendheid te geven bij het grote publiek. Daarmee begaf de organisatie zich op onontgonnen terrein. Er was in Nederland niet eerder expliciet aandacht besteed aan hedendaagse kunst die uit een andere culturele context werd gevoed dan die van westerse kunstmetropolen. In zekere zin was de oprichting van de Gate Foundation een reactie op een steeds openlijker gevoerde internationale discussie. Onder invloed van emancipatoire bewegingen die in de jaren zeventig en tachtig opkwamen, nam de druk op de kunstwereld toe om aandacht te besteden aan kunstenaars en kunst die tot dan toe als exotisch, anders, kortom niet-westers werden gecategoriseerd.

In 1984 was in het Museum of Modern Art in New York de expositie Primitivism in 20th centrury art te zien, een ode aan de verstrengeling van primitieve (niet-westerse) en moderne kunst. De tentoonstelling kwam tot stand na uitvoerig onderzoek, maar kreeg kritiek te verduren omdat de verhouding tussen beide kunstrichtingen als eenrichtingsverkeer zou worden voorgesteld. Vijf jaar later vond in Parijs de expositie Les Magiciens de la Terre plaats, die een tweede impuls gaf aan de discussie. Voor de samenstelling van deze expositie was uitgebreid onderzoek gedaan in Afrika, Azië en Latijns Amerika, met de bedoeling om de kunst van levende kunstenaars uit deze gebieden op een gelijkwaardige wijze aan die van hedendaagse westerse kunst te exposeren. Uit de opvatting van de kunstenaar als tovenaar, een Magicien, spreekt misschien nog enig exotisme. Toch kwam de deur van westerse musea door deze tentoonstelling op een kier te staan. Tot dan toe werd niet-westerse kunst als een volledig andere categorie gezien, namelijk als primitief, d.w.z. authentiek, onaangestast door westerse invloeden, of als folklore, een afgeleide van de hogere westerse kunst. De haar toegewezen plaats als facet van niet-westerse culturen was die van musea voor Volkenkunde. Met Les Magiciens de la Terre werd een eerste poging gedaan om niet-westerse kunst toe te laten in het domein van de moderne en hedendaagse kunst.

In het verlengde van deze internationale ontwikkelingen lag de nadruk van de Gate Foundation in de eerste twee jaar van haar bestaan op het organiseren van exposities, waarop kunstenaars uit het buitenland werden tentoongesteld. Eind 1989 organiseerde zij de expositie Indian Contemporary Art, met vier kunstenaars uit India wiens werk niet eerder in Nederland te zien was geweest. In 1990 volgde de expositie Emotie Japan, waar werken van Japanse en Nederlandse kunstenaars met elkaar werden geconfronteerd. In 1992-93 organiseerde de Gate Foundation in samenwerking met PAKIB (executive Committee Indonesian Cultural exhibition in the Netherlands) de expositie Indonesian Modern Art, eerst in Yakarta en vervolgens in de Oude Kerk te Amsterdam. Het was voor het eerst dat het publiek in Nederland een historisch overzicht van Indonesische moderne kunst kon bekijken. De exposities kwamen door uitwisseling tot stand, gebaseerd op het principe van gelijkwaardigheid.

 

Het  ontstaan van het archief

In 1991 werkte de Gate Foundation mee aan de manifestatie Het Klimaat, een reeks van 30 tentoonstellingen die op verschillende locaties in Noord-Holland plaatsvonden en waarbij het werk van in totaal 70 buitenlandse kunstenaars werd getoond. Ook werden lezingen en discussierondes georganiseerd. De manifestatie kwam tot stand op initiatief van de Culturele Raad Noord-Holland en de Gate Foundation legde in het kader van deze manifestatie een documentatiebestand van 200 kunstenaars aan. De selectie kwam uit vele directe en indirecte bronnen tot stand. Dit documentatiebestand vormt nog steeds één van de kernen van het Kunstenaarsarchief. Als gevolg van de grote belangstelling die tentoonstellingsmakers en organisatoren voor het geselecteerde materiaal aan de dag legden, werd besloten de archiefwerkzaamheden actief voort te zetten. De inbreng van de Culturele Raad Noord-Holland moet hier worden gememoreerd, omdat daaruit blijkt dat de interesse voor migrantenkunstenaars in Nederland van bovenaf, dus door overheidsinstanties in gang is gezet – en gedragen door een brede belangstelling van het publiek. Als tegenvoorbeeld valt Engeland te noemen, waar de initiatieven door minderheden en migrantengemeenschappen zelf zijn geformuleerd.

Vanaf het moment dat de Gate Foundation besloot een documentatiearchief op te zetten, kwam de instroom van nieuw documentatie- en archiefmateriaal op verschillende manieren tot stand. Allereerst natuurlijk door wat er in het kader van nieuwe exposities en manifestaties werd verzameld, doorgaans in samenwerking met verschillende overheidsinstanties, ideële instellingen en kunstenaarsinitiatieven. Dit heeft tot levendige en langdurige contacten geleid. Tijdens het multimedia project On(e) Line, in 1999 uitgevoerd tijdens het World Wide Video Festival, werd on line contact gelegd met onder meer de kunstenaarsinitiatieven Cemetti in Indonesië en Public Eye in Zuid Afrika. Met beide initiatieven had de Gate foundation in het kader van eerdere projecten samengewerkt. Als onderdeel van de voorbereidingen van exposities als Ujamaa  (1997) en Art Work Nature (1998) is uitgebreid onderzoek gedaan in landen als Zuid-Afrika, Zimbabwe, Benin en Buthan. Gelijktijdig werden steeds meer activiteiten ontwikkeld die gericht waren op de Nederlandse situatie. De expositie Het Land dat in mij woont in het Volkenkundig, nu Wereldmuseum in Rotterdam, had exil en migratie als thema. Beeldende kunst werd er gecombineerd met poëzie en proza. In 1996 is in samenwerking met de Stichting Vluchtelingenwerk Nederland een serie grafiek uitgegeven, getiteld Het Toeval van de Plaats, met werk van 15 vluchtelingenkunstenaars die op dat moment in Nederland verbleven. De laatstgenoemde activiteit gaf een nieuwe impuls aan het openbare deel van het archief.

De actieve houding van de Gate Foundation beïnvloedde de werkzaamheden van het Kunstenaarsarchief. Zo werd de sectie buitenlandse kunstenaars uitgebreid met informatie die het onderzoek opleverde. De documentatie over kunstenaars werd doorgaans toegevoegd aan het openbare archief, terwijl de onderzoeksgegevens, manuscripten en documenten in het interne archief belandden. Voor de Nederlandse situatie geldt, dat het vooronderzoek onderdeel is geworden van het archiefwerk. De bedoeling is om de ontwikkelingen in Nederland zo nauwgezet mogelijk te volgen, wat een toestroom van informatie en archiefmateriaal tot gevolg heeft, ook omdat er actief naar nieuwe aanwas wordt gestreefd. Zo zijn de banden met de kunstwereld aangetrokken. Er is onderzoek gedaan naar de uitstroom van academiestudenten en contact gelegd met onder meer de academie in Arnhem. De banden met Nederlandse kunstenaars die zich actief met migranten of buitenlandse reizen bezighouden, worden onderhouden. Zij fungeren als informanten uit het veld.

Om het archief te structureren, is een digitaal systeem aangemaakt (in Access),  waarin de adressen en manier van werken van kunstenaars zijn opgeslagen. Hun activiteiten worden zoveel mogelijk gevolgd en de bestaande dossiers (files) aangevuld met recente informatie, uitnodigingen, krantenartikelen en correspondentie. Het archief is in twee categorieën opgesplitst. Het eerste deel heeft betrekking op kunstenaars uit de doelgroepen die in Nederland wonen en werken, en is op naam geordend, met een aantekening over het land van oorsprong. Het tweede deel betreft kunstenaars van de doelgroepen buiten Nederland, geordend naar geografische regio’s: Afrika, Azië, de Caraïben, Europa en de VS; vervolgens op land, dan op alfabetische volgorde.

 

Het selectiebeleid

Door deze activiteiten in combinatie met de exposities en manifestaties is gaandeweg een spontane instroom van archief -en documentatiemateriaal op gang gekomen. De Gate Foundation wordt regelmatig bezocht door kunstenaars en belangstellenden uit Nederland, maar ook uit het buitenland. Met de toename van de spontane aanbiedingen is het selectiebeleid van het Kunstenaarsarchief  echter ter discussie komen te staan. In de discussie loopt de spanningsboog via twee kernbegrippen: kwaliteit en migrant/buitenlander. Kwaliteit is een begrip dat vanzelfsprekend met de criteria en verwachtingen van hedendaagse kunst is verbonden. Het staat in zoverre ter discussie, dat kwaliteitscriteria meestal worden aangelegd door een heersende (westerse) groep. Dat zou kunnen betekenen, dat een rigide gebruik van het begrip sommige kunstenaars die tot de doelgroepen van de Gate Foundation behoren uitsluit. De kwalificatie buitenlander/migrant brengt problemen met zich mee, omdat de organisatie zich moet beraden of  sommige regio’s, bijvoorbeeld kunstenaars uit de landen van het voormalig Oostblok, moeten worden toegelaten of uitgesloten. Gezien de groei van het aandachtsgebied – alle buitenlanders in Nederland en uit de hele niet-westerse wereld – is een beperking noodzakelijk. Maar uitsluiting op grond van geografische herkomst is slechts in schijn een oplossing.

Bij de selectie van het materiaal voor de expositie Het Klimaat kozen de organisatoren voor een opmerkelijk open definitie van het begrip ‘migrant’. Iedere buitenlander was welkom, ook de niet-exotische, bijvoorbeeld Ulay (Uwe Laysiepen), die in Nederland werkt en in Duitsland is geboren. Hij is de vroegere partner van Marina Abramovic, met wie hij het kunstenaarsduo Ulay en Abramovic vormde. Begrippen als buitenlander, migrant, niet-westers of vluchteling blijven natuurlijk diffuus. Het gaat steeds om classificaties die hun duidelijk omschreven inhoud, mede bepaald door politieke connotaties, slechts tijdelijk kunnen bewaren. Migratie is immers een veranderlijk proces, dat duidt op mensen in beweging, die vrijwillig of onvrijwillig in contact met anderen staan en hun eigen identiteit doorlopend opnieuw definiëren. De oplossing bij de Gate Foundation is uiteindelijk gezocht in een nauwere definiëring van het begrip ‘kwaliteit’, waarbij de aard van het werk de doorslag geeft. Omdat in de loop van de jaren tachtig steeds meer jonge kunstenaars zijn toegetreden tot het domein van de hedendaagse beeldende kunst, is het mogelijk geworden het kwaliteitsbegrip te formuleren aan de hand van een bredere opvatting van het modernisme. De postmoderne filosofie en kunsttheorie vormen hedentendage het theoretische kader voor de uitbreiding van het begrip ‘modernisme’.

In 1992 verscheen het essay Art & Otherness, waarin Thomas McEvilly vaststelt dat het begrip ‘culturele identiteit’ niet langer valide is en in een crisis verkeert. Andere theoretici volgden, onder wie de criticus Sarat Maharaj. Het pad dat met Les Magiciens de la Terre werd ingeslagen, leidde tot een nieuwe terreinverkenning. In het kielzog van de feministische traditie wordt tegenwoordig de maakbaarheid van identiteit en de relatieve onafhankelijkheid en politieke kwetsbaarheid van het begrip gepropageerd. Voor veel jonge kunstenaars blijkt deze opvatting de opening die zij zochten. Culturele identiteit is in velerlei opzichten hèt thema van de hedendaagse kunst. Ook dringt gaandeweg het inzicht door dat het modernisme ook in niet-westerse landen al vroeg opgang deed. Recentelijk heeft Okwui Enwezor, samensteller van de komende Documenta in Kassel, zich in de vuistdikke bloemlezing The Short Century sterk gemaakt voor Afrikaanse kunstenaars die al in de jaren twintig aansluiting zochten bij het modernisme. Tijdens de DemOcracy ShOw (1998), een tentoonstelling waar veertig kunstenaars aan deelnamen, gaf de Gate Foundation een nieuwe generatie kunstenaars de gelegenheid om zelf antwoorden te formuleren op de vraag naar hun afkomst. De titel heeft een kritische connotatie, met name voor Nederland, waar de begripsvorming voor een belangrijk deel door de overheid wordt bepaald. Veel jonge kunstenaars ervaren deze begripsvorming als paternalistisch en vertekenend. Sinds de uitvoerige analyse van Michel Foucault in L’Histoire de la Sexualité (1978) lijkt algemeen geaccepteerd, dat het openbaar benoemen van eerder niet-zichtbare fenomenen een element van beheersing en eventueel onderdrukking kan bevatten.

 

De problemen die het selectiebeleid bepalen, zien we terug in de discussie over de index. Over selectie valt uitgebreid te theoretiseren, hoewel het in praktische zin altijd tot beperkingen moet leiden. Indexering heeft te maken met registratie en categorisering en ligt daarmee gevoeliger. Een registratie naar land van herkomst lijkt simpel en feitelijk, maar in de praktijk komt het regelmatig voor dat kunstenaars per se niet of juist wel als Marokkaans geregistreerd willen worden. Los van deze discussie zijn sommige kunstenaars uit de doelgroepen tijdelijk, anderen al generaties lang in Nederland. Een verwijzing in de index naar het land of de cultuur van herkomst mag een neutrale oplossing lijken, maar is vanuit de beweeglijkheid die migratie vooronderstelt opnieuw een eufemisme. Zelfs de relatie tot ‘oorsprong’ is in individuele formuleringen doorlopend aan verandering onderhevig.

Met het oog op deze problemen organiseerde het Gate Foundation Kunstenaarsarchief in 1998 de tentoonstelling The Archives on the Index 001. Voor die gelegenheid werden de archiefkasten naar de expositiezaal gebracht, waar werken van kunstenaars over wie informatie in het archief was opgeslagen aan de wand hingen. Op de uitnodigingskaart viel de volgende tekst te lezen: “Deze eerste presentatie van de archieven is opgebouwd rond vragen over de index: wat is de aard van een index? Wat is de relatie van de categorisering van het archief tot andere indexatiesystemen, zoals exposities en catalogi? (.) Wat is de relatie van een index met de hedendaagse visie op nationale, continentale en internationale transacties in de kunstwereld?”. Het was niet de bedoeling de vragen met de expositie te laten beantwoorden, wel om het materiaal te tonen en toegankelijk te maken. Het was bedoeld als een blijk van begrip voor de kwetsbaarheid van degenen die materiaal afstaan voor een archief. Tegelijkertijd was het een uitnodiging aan een breder publiek om van het materiaal gebruik te maken.

 

Nieuwe ontwikkelingen

Zoals vermeld bevat het openbare deel van het archief inmiddels circa 1000 dossiers. Om precies te zijn 988, waarvan er 384 betrekking hebben op kunstenaars uit de doelgroepen die in Nederland wonen en werken; 355 dossiers bevatten documentatie die betrekking heeft op kunstenaars die wonen en werken in Afrika, Azië, de Caraïben en kunstenaars die in andere Europese landen dan in Nederland wonen en werken. Dan zijn er nog 115 dossiers die informatie bevatten over de Nederlandse informanten. Verder worden onderzoeksverslagen, correspondentie, foto’s en originele tekeningen bewaard in het gesloten interne archief.

Ondanks de kritische vraagstelling is de index van het openbare deel van het Gate Foundation Kunstenaarsarchief tot op heden niet ingrijpend veranderd. Dat heeft te maken met de manier waarop het gebruikt wordt. De meeste bezoekers van het archief stellen gerichte vragen, die niet open en onderzoekend zijn, maar sluitend en categoriserend. Dit geldt zowel voor een groot deel van de vragen die specialisten, tentoonstellingsmakers en organisatoren stellen, als voor de vragen van het groeiende aantal niet-gespecialiseerde belangstellenden. Ter voorbereiding van een televisieprogramma wordt bijvoorbeeld gezocht naar moslimkunstenaars die een hemeltocht verbeelden – overigens een niet te beantwoorden vraag, omdat de Gate Foundation in principe nooit naar religie informeert. Een ander wil een lijst met namen van alle Antilliaanse kunstenaars, waarbij niet duidelijk wordt of zij in Nederland moeten wonen of op de Antillen zelf, terwijl de Gate Foundation niet altijd bijhoudt of een kunstenaar zich in Venezuela, de Verenigde Staten, op de Antillen of elders gevestigd heeft. Naar de officiële nationaliteit wordt niet geïnformeerd en veel kunstenaars zijn geregeld op reis. De vraag naar vluchtelingenkunstenaars is ook niet altijd te beantwoorden, omdat niet iedereen trots is op zo’n status of er tien tot twintig jaar later nog mee geconfronteerd wil worden.

Een interessante ontwikkeling is de toename van bezoeken van studenten die behoren tot een migranten- of minderheidsgroep. Zij doen onderzoek, al dan niet in het kader van hun opleiding, en willen zelf ontwikkelingen in kaart brengen. Dit is één van de redenen dat de Gate Foundation op dit moment onderzoekt welk deel van het niet-openbare, het interne archief ontsloten zou kunnen worden en op welke manier. Zoals bij deze tekst de exposities als illustratie van de ontwikkelingen van het afgelopen decennium kunnen dienen, bieden interne stukken, briefwisselingen, tekeningen, foto’s en discussiestukken mogelijk een concrete ingang om de geschiedenis te begrijpen. Intussen is het probleem van de veranderlijkheid van nationale en culturele categorieën waarschijnlijk niet op te lossen. Wel is duidelijk dat op het moment dat de geschiedenis zich uitbreidt en voorheen ‘onzichtbare’ groepen zichtbaar worden en hun stem laten horen, de belangstelling groeit voor de kennis en informatie die archieven bevatten. Bewaren en ontsluiten wordt dan een primaire verantwoordelijkheid.

De Gate Foundation zoekt de oplossing in specialisatie, dus beperking van het aandachtsgebied. Ook met het oog op de digitalisering van het archief, die diverse koppelingen via verschillende zoekingangen mogelijk maakt. Bovendien wordt langs die weg internationale samenwerking met andere instituten en buitenlandse archieven vergemakkelijkt. Groot-Brittannië heeft bijvoorbeeld twee instellingen met ongeveer dezelfde doelstelling als de Gate Foundation, te weten inIVA (institute of International Visual Arts) en het kleinere Aavaa (The African and Asian Visuel Artists Archieve), beide gevestigd in Londen. De bibliotheek heeft een enquête ontworpen teneinde een inventarisatie te maken van gespecialiseerde bibliotheken in diverse werelddelen. Hoewel de relatie moederland – migrant – verblijfsland niet eenduidig is, valt alleen door een koppeling van informatie uit het buitenland en het binnenland recht te doen aan de veranderlijkheid.

 

 

Met dank aan: Machteld Willemsen (Archief- en projectcoördinator van 1992 tot 2000) en Sebastian Lopez (directeur)

 

Website Gate Foundation      : www.gatefoundation.nl

Website inIVA                       : www.iniva.org

Website AAVAA                  : www.uel.ac.uk/aavaa

 

Literatuur:

Primitivism in 20th centrury art, 1984, Museum of Modern Art, New York.

Les Magiciens de la Terre, 1989, Centre Pompidou, Parijs.

Art & Otherness, 1992, Thomas McEvilly, uitg. documenttext, McPherson & Compagny, New York.

Voor de uitgaven bij de exposities van de Gate Foundation, zie Website.

 

 

top of page