Marc Raven bij Bradwolff: FRAGMENTEN

Hoe abstracte kunst precies en specifiek kan zijn

(…)

                Als – duizend spoorstaven onder de locomotief – duizend streepjes of tekens van het morsealfabet – duizend geponste koppeltekens op de partituur van het draaiorgel – volgen de vissen elkaar en vluchten – in een onmiddellijke opeenvolging – als dingen die niet uit te drukken zijn, want ze zijn hun eigen tekens – zulke schematische dingen zijn ze en dingen die nooit stilstaan.
Maar…

(…)

Fragment uit: Ruwe schets van een vis van Francis Ponge
Raster #104, 2005 vertaling Piet Meeuwse

017.BRADWOLFF-PROJECTS-MARC-RAVEN-2016-PH.GJ_-1-892x500_c
foto: Gert Jan van Rooij

Het werk van Marc Raven zie ik voor het eerst bij Bradwolff Projects in Amsterdam Oost waar hij een solo heeft met als titel ‘de wildernis bloeit door’, een gedicht van Hans Favery. Het werk verwondert: kleine stukken hout, circa 25 centimeter hoog, die aan alle kanten onder de verf zitten. Ze hebben een korst vol druipers en spatten. Het oppervlak is volledig met meerdere lagen verf bedekt, als een jas vol gaten. Dat maakt het werk tot een object, dat in zeker opzicht onooglijk, maar ook bijzonder mooi en specifiek (als een gedicht van Ponge). Het raakt. Niet zomaar omdat het in een grote ruimte die zich galerie noemt tegen een witte wand hangt. En vorm van presenteren die als je de regel van Marcel Duchamps  urinoir eendimensionaal toepast ervoor zorgt dat ‘een heel gewoon voorwerp kunst wordt’ Maar omdat het is, aandacht opeist. Het verandert de ruimte verandert in plaats van omgekeerd.

Ik besluit hem op zijn atelier te bezoeken. Dat ik zijn werk bij Bradwolff voor de eerste keer zie, wil niet zeggen dat Raven een beginner is. In tegendeel. Raven studeerde in 1990 af aan de Koninklijke Academie in Den Haag en exposeerde in 2002 en 2003 werk tijdens de expositie van de Koninklijke Prijs. Maar zijn werkproces is bedachtzaam en hij onderbreekt het regelmatig, om na te denken over een artistiek besluit of de manier waarop hij zijn artistieke ontwikkeling voor wil zetten.
“Ik loop wel vaker vast in mijn werk”, zegt hij terwijl wij op zijn atelier in Amsterdam het werk bekijken. “Ik weet dan niet meer precies hoe ik verder wil. Bijvoorbeeld met de rasterschilderijen die ik je nu laat zien.”

Aan de wand van het atelier hangt een voor zijn doen groot schilderij, circa 80 bij 60 cm., voorzien van een zwart-wit rasterpatroon uit de periode 2005-2010. Het doet denken aan het werk van Jerry Keizer, dat ik een aantal weken geleden in galerie Nouvelles Images zag, maar er is al ik het beeld nader ook sprake van een fundamenteel verschil.  Jerry Keizer  is een fundamentele schilder die een groot deel van zijn leven zwart-witte schilderijen maakt. Hij ontwikkelt een eigen methode, en trekt staande op een plank die over het doek licht lange rechte banen met witte of zwarte verf totdat er een interessant patroon ontstaat. Hij weeft als het ware met verf. Marc Raven doet iets dergelijks, omdat ook voor hem de verf overduidelijk materie is, spul met een eigen plasticiteit. Maar het gaat niet alleen om de dikte, ook om het object het doek de spielatten en eerdere schilderingen die op het oppervlak zijn aangebracht.

MarcRavenRasterwerk2005-2010

Raven loopt weer naar de wand en hangt een tweede schilderij naast het eerste, terwijl hij praat over zijn werk: “Die rasterschilderijen waarvan je daar een exemplaar ziet, waren heel belangrijk voor mij. Maar op een bepaalt punt ging het niet meer verder. Ik zocht naar nieuwe aanknopingspunten, bij verf en vorm, bij een nieuw ritueel…”
En daar zal het tijdens dit atelierbezoek vooral over gaan, de wonderlijke, speelse maar ook moeizame weg die tot een goed schilderij moet leiden, tot kunst die verrast en ontroerd. Ik loop naar de wand en bekijk het doek met de zwart-witte lijnen van dichtbij. De onregelmatige kleursporen die ik van een afstand zag, blijken vingergrote stippen te zijn: rood, geel en hier een daar een kleur die complementair is. Ik bekijk ook het kleinere rasterwerk dat Raven ernaast hing en vergelijk beide werken. Het grote werk rechts heeft een veelgelaagde ondergrond. Een lichte laag waarop de stippen zijn aangebracht, daarover het raster. Aan de zijkant van het werk is te zien dat zich onder die lichte laag verf nog vele andere lagen verstoppen. Het kleinere werk, circa 40 bij 30 cm., is eenvoudiger: Een dikke pasta aangebracht op een enkele dunne laag.

Ik vind het grote schilderij mooier dan het kleinere. Waarschijnlijk door het nieuwste werk dat ik op de expositie van Bradwolff zag. De indruk die de kleine houten objecten op mij maakten is zo sterk, dat het invloed heeft op de manier waarop ik het eerdere werk bekijk. De veeleisende details en de dwingende driedimensionaliteit ervan maakt dat ik ook naar de zijkanten kijk.  Dat je daar kan zien dat Raven vele lagen heeft aangebracht zou ik zonder die indruk misschien genegeerd hebben.

Raven knikt, loopt naar achteren en pakt een ander klein schilderij. Het heeft een licht oppervlak met daarop twee grote ronde verfvlekken, geel en roze. “Dit soort werken vormde de ondergrond van de rasterschilderijen,” laat hij zien.

Precisie in de kunst is een vreemd gegeven. Het is een eigenschap die je in eerste instantie met ‘vakmanschap’ verbinden zou, maar die als ze zo dwingend en veeleisend is als bij het werk van Marc Raven eigenlijk iets anders is. Een gevoel van esthetiek, die direct met de functie en betekenis -het concept of de inhoud van het werk – in relatie staat. Omdat wij in woorden denken, en het meestal lijkt alsof die woorden naar een inhoud verwijzen, kunnen wij ons moeilijk voorstellen dat ook een schilderij dat abstract is, zoiets als nauwkeurigheid uitdrukken kan. Uit de praktijk van de schilderkunst blijkt dat dit wel zo is.

018.BRADWOLFF-PROJECTS-MARC-RAVEN-2016-PH.GJ_.vanROOIJ-892x500_c
foto: Gert Jan van Rooij

In het kader van mijn tentoonstelling ‘thinking sense’ probeerde ik al in kaart te brengen wat die samenhang van een concept en haar precieze uitwerking is. Yve-Alain Bois brengt in een tekst uit 1991, ‘Painting as a Model’, een aantal denksystemen in kaart die aanwijzingen lijken te bevatten van wat Raven doet. [1] Hij onderscheidt vier modellen waarvan er twee expliciet op Raven van toepassing zijn, namelijk het model dat een beroep doet op de perceptie (The perceptieve Model) en het technische model (The Technical Model). Het eerste is een systeem waarmee dat de mogelijkheid om een schilderij als een verwijzing naar een ding te zien iedere keer weer doorbreekt.

Op een later schilderij van Mondriaan zie je geen strepen, die naar bomen verwijzen (zoals het vroege werk suggereert) maar rechte lijnen, die iedere keer als je er iets in wilt zien, weer een andere lijn kruizen. Het tweede systeem sluit hierop aan maar is nog concreter, en betreft (zoals in de rasterwerken van Marc Raven) vooral de verf die dikte heeft en daardoor de ene keer naar de achtergrond, de andere keer naar de voorgrond van een doek verwijst.  In deze twee systemen zijn de formuleringen van Maurice Merleau-Ponty over Paul Cezanne te herkennen. Niet vreemd want Bois analyseert in zijn artikel, een werk van de Franse filosoof Hubert Damisch, ‘Fenêtre Jaune cadmium, ou les desous de la peinture’, die op zijn beurt leerling was van die eerste.

Raven buit zoals een aantal andere eigentijdse kunstenaars de mogelijkheden van de abstracte kunst uit en voegt er iets aan toe. Het werk bestaat niet alleen uit verf, zoals dat van Piet Mondriaan en Jackson Pollock het werk van de kunstenaars die Bois als voorbeeld beschrijft, maar is, omdat het lijkt op fragmenten van een schilderij ook nog een ding. En dingen zijn bijzonder volgens de Franse dichter Francis Ponge, waar Bernlef in een artikel in Raster in 2004 over schrijft: “Francis Ponge noemde zichzelf liever geen dichter, ook geen anti-dichter overigens. Hij vergeleek zich eerder met een wetenschappelijk onderzoe­ker die zijn aandacht niet op de mens maar op de hem omringende werke­lijkheid richtte: het landschap, de flora en fauna, waarbij hij ervan uitging dat de bestaande beschrijvingen van die fenomenen in de literatuur schromelijk tekortschoten in het belichten van de uniciteit van ieder fenomeen.”

016.BRADWOLFF-PROJECTS-MARC-RAVEN-2016-PH.GJ_-892x500_c
foto: Gert Jan van Rooij

Ook Marc Raven lijkt die uniciteit van de fenomenen te belichten, maar niet zozeer als een wetenschapper. Er is sprake van een lichtvoetig mystiek element, vandaar de titel naar een gedicht van Hans Favery. Daardoor lijken Ravens observatie en esthetiek een andere richting te nemen. Raven lijkt natuurlijke processen na te bootsen als hij werkt. Hij ervaart het schilderen, denken en kijken als een ritueel. Hij wil dat het maakproces betekenis krijgt via de formalisering en de herhaling van zijn handelingen. Zo zoekt hij naar het juiste moment, naar het juiste beeld en de juiste plasticiteit: Zo probeert hij het juiste fragment te isoleren. Na het werken met rasters, met achtergrond en voorgrond is het fragment ‘een vondst’. Het is niet alleen onmiddellijk duidelijk dat de uitsnede die hij toont, nooit zonder voorafgaande inspanningen had kunnen ontstaan – de objecten vertonen sporen – de uitsnede is ook gecomprimeerd en verhoogt de intentie en concentratie van het ding. Wat uitgestrekte, onverschillige, langerekte tijd was, wordt iets dat ‘bedoelt’ lijkt en gemaakt. Wat hij doet heeft overeenkomsten met de werkwijze van Daan van Golden die soms heel veel tijd in een enkel werk stopt, dan weer een kort moment vangt in een knipsel of een foto. Marc Raven experimenteert evenals Daan van Golden met een precieze onverschilligheid: handelingen in de tijd die daarom lichtvoetig aandoen.

Marc Raven deelt zijn aandacht voor langzame, exacte werkprocessen en beschrijvingen met andere kunstenaars die andere accenten leggen. Dan denk ik aan conceptkunstenaars als Gerlach en Koop die op een ernstig romantische manier de kunst ironiseren. Maar ik denk ook aan het werk van Bas van den Hurk, Just Quist, Marc Nagtzaam en Johan Rijpma, kunstenaars die deelnamen aan ‘Tinking Sense’. Ook in hun werk speelt het verstrijken van tijd een grote rol, wat wordt uitgedrukt in hun interesse voor handvaardige werkprocessen. Zij verzetten zich tegen de onverschilligheid van mechaniseerde en gedigitaliseerde werkprocessen. De kunstenaars werken langzaam, zorgvuldig en geconcentreerd; Om het toeval toe te laten (Marc Nagtzaam), de systemen te onderzoeken en te ondergraven (Johan Rijpma) of zelfs om te benadrukken dat ook een ding een persoonlijkheid heeft (Just Quist).

024.BRADWOLFF-PROJECTS-MARC-RAVEN-2016-PH.GJ_-892x500_c
foto: Gert Jan van Rooij

Daan van Golden is een van mijn grote helden. Het blijkt ook een held van Raven te zijn.
“Wat denk je van Daan van Golden?”, vraag ik.
“Van Golden vind ik fantastisch”, antwoordt Raven: “Brice Marden ook, en hoe vreemd het ook klinkt, ook Peter Doig. Daarnaast kijk ik vooral naar films, misschien omdat ik zo vaak met fotografie bezig ben.”

Marc Raven praat door terwijl ik blijf kijken, maar het grote zwart-wit schilderij dat steeds meer persoonlijkheid krijgt, naar de kleine werken aan de tegenoverliggende wand; Schilderijtjes van ongeveer twintig bij dertig centimeter grijs met een indringende roze vlek. Er liggen verfdoeken en kwasten in een wasbak. Er hangen plankjes aan de muur vol vlekken. Daan van Golden zindert na, met zijn theedoeken, zijn foto’s van kinderen, het project in de Amsterdamse Hortus in 1987. De beelden mengen zich met die van het werk van Raven. Hanne Haagenaars heeft gelijk, Marc Raven en Daan van Golden ‘visualiseren het raadsel van de tijd’.

[1] Yve-Alain Bois, Painting as a model, October Books / MitPress, Camebridge (1986 / 1991) Isabelle Cordeiro stelde eind 2016 een leesmap samen voor het PlatformBK over abstracte kunst. In de maanden november en december kwam een kleine groep kunstenaars samen om over de teksten te spreken.

site_marc_raven

Marc Raven │ de wildernis bloeit door │Buro Bradwolff, Amsterdam5.10. – 23.10.2016
Meer over Marc Raven

 

top of page