Politics of Installation – Bas van den Hurk

Ik kies mijn formuleringen over de tentoonstelling van Vincent van Velsen zorgvuldig, omdat ik tegelijkertijd nadenk over het werk van Bas van den Hurk. We kennen elkaar vluchtig, hebben samen in een commissie van een academie gezeten, en er is een bijeenkomst in het Amsterdams Grafisch Atelier (AGA) in voorbereiding. Bovendien vindt binnenkort een tentoonstelling plaats van zijn werk in PAKT, Amsterdam. De pendant van de tentoonstelling, Politics of Installation, die nu in Wetteren, vlak bij Gent in België plaatsvind. Ik was nog niet in de gelegenheid om de tentoonstelling te zien, maar wil er toch al kort even over mijmeren. Wanneer eind me de presentatie plaats vindt in Pakt, maak ik mijn beschrijving af.

Bas van den Hurk.
Het werk van Bas van den Hurk is moeilijk te beschrijven, er zijn bijna geen woorden op van toepassing, en dat is ook de bedoeling. Heel, heel gewone materialen: Petflessen, een stukje stof. Heel licht en efemeer. Of juist heel, heel zwaar. Een betonnen cirkel, zorgvuldig gegoten met een ruime opening, zodat je het ding van binnen en van buiten kan bekijken. In de cirkel hangt aan een staaf wat stof. Het lijkt op een kledingstuk, maar is stijver, bezaaid met patronen – die ik op de foto niet helemaal kan zien.

Ik vraag me af of het mogelijk is om over het werk van Van den Hurk te schrijven zonder dat ik de tentoonstelling werkelijk gezien heb. Ja – en nee. Ik weet het niet zeker omdat zijn werk anders lijkt. Op grond van wat ik weet, over zijn werk en kunst in het algemeen, vermoedt ik een verandering. Iets wat ik niet eerder zag en waar ik niet volledig mee vertrouwd ben. Ik ben van de generatie ‘abstracte kunst’. Kan zonder enige moeite het verhaal vertellen over het ontstaan van de abstracte kunst inclusief het fenomenologische woordspel over werkelijkheid en afbeelding, in de jaren tachtig sloot dit verhaal uitstekend op de algemene kennis van velen aan. Maar nu – en het is werk als dat van Bas – moet het opnieuw worden bekeken en verteld. Maar ik bestudeer zijn site en wat teksten en wil toch wat opmerkingen maken.

BasVanDenHurkPoliticsOfInstallationWetteren2015-1

Nieuw.
Het verhaal van Van den Hurk sluit dus mooi aan op de geschiedenis van de abstracte kunst, van Robert Motherwell (In 2014 nam hij deel aan een tentoonstelling in New York “with Robert Motherwell: Works on Paper 1951-1991 at Paul Kasmin Gallery, New York, which will be on view from October 30th, 2014 – January 3rd, 2015”) tot Simon Hantaï.
Hantaï is een Frans kunstenaar die tot de jaren tachtig werk maakte, waarvoor hij doeken vouwde zodat zich patronen van rillen en verf over het hele doek verspreidden. Hij heeft een cover bedacht voor een boek van Jacques Derrida en is, zo’n typische verleidelijke charismatische kunstenaar die uit het verleden tot je spreekt. Misschien omdat sinds kort met alle aandacht voor ambacht, ook het stempelen en vouwen weer als artistiek handwerk is ontdekt…

Ik vind ook het werk van Van den Hurk, aantrekkelijk, geheimzinnig, lichtvoetig en dreigend. Maar waarom? Ik luister naar een rede van Jan Verwoert, omdat een andere tentoonstelling van Van den Hurk “Ghosts and Spectres (solo), RH Contemporary, New York, 2014” onder andere op een tekst van Verwoert geënt is. Verwoerts teksten horen niet tot degene die ik me in een middagje eigen maak. Lezen in Engels via mijn scherm vind ik niet eenvoudig. Als ik de lezing beluister blijkt bovendien dat hij veel naar popmuziek verwijst. Daar weet ik niets van, dus ik moet het maar aannemen dat het klopt (Ik heb het over de emotionele en culturele reikwijdte van titels en tekst, want de tekstuele klopt, dat hoor ik ook wel.) En zijn inzet, dat hij het verschil wil begrijpen tussen de manier waarop kunstenaars zich tradities en voorwerpen toe-eigenden in de jaren 80 en nu, is wezenlijk en interessant. De beelden die hij gebruikt zijn aansprekend en mooi, toch heb ik tijd nodig om zijn teksten en ideeën te begrijpen.

Als ik spontaan, en helemaal vrij associërend en kijkend, bedenk wat ik mooi en vooral fascinerend vind aan het werk van Van den Hurk, is dat een teder, maar plastisch kleurgebruik. De kleur smelt samen met het materiaal dat Van den Hurk gebruikt, doek, verf, beton, en is daarmee tastbaar aanwezig. Of, het omgekeerde, zoals het geval is bij de petflessen met gekleurde, transparante vloeistoffen, waar de materialen juist overduidelijk van elkaar gescheiden zijn – vloeistof één ding, fles het andere. Of de houten kasten met stalen poten, lades, scharnieren, klapdeuren.
Op dit moment associeer ik de tekst van Verwoert, met de manier waarop Van den Hurk objecten zoals flessen en kasten gebruikt om een compositie te maken. Helemaal anders dan de manier waarop Duchamp objecten in zijn installaties gebruikten. Bij generatiegenoten komt die manier van werken vaker voor.

IMG_1778 proef+sharpen kopie (2)

Anders.
De belangrijkste bewering van Jan Verwoert, dat de manier waarop zulke objecten gebruikt worden nu heel anders is, dan aan het einde van de jaren zeventig klopt ongetwijfeld. Maar op welke manier en welke consequenties dit heeft, weet ik nog niet. En denkend, aan veel nieuw en ander jong werk, Sandra Havilek, Shutter Shutter bij Jette Rudolf in Berlin; Ryan Foerster & Michael Part bij Upstream in Amsterdam; David Lindberg bij Tanja Rumpf in Haarlem denk ik aan ander mogelijk gebruik, andere ingangen. Het begrip abstracte kunst is in ieder geval veel te algemeen om de tradities te duiden, en het nieuw ‘rituele gebruik’ om objecten en patronen toe te eigenen en te gebruiken niet algemeen genoeg.

Politics of Installation, part 1 │ Loods 12, Wetteren, B │ exhibition 13.04.2015 – 03.05.2015
Politics of Installation, part 2 │ P/////AKT Amsterdam │ opening 13.06.2015 │exhibition 14.06.2015 – 12.07.2015 │pakt.nu

top of page