© kunst of placebo van Frank Koolen, egbg 2013
maandag 17 juni 2013
Als ik ’s nachts niet kan slapen maak ik vaak gedroomde dagboekaantekeningen. Vannacht betrof dat een leeslijstje dat een vervolg is van de boeken die ik tijdens mijn ziekte vorige week gelezen heb.
Tijdens ziek zijn las ik:
Gogol, Dode Zielen – ooit aan begonnen, maar kwam ik toen niet doorheen. Misschien omdat het een hele oude uitgave was. Mogelijk met een slechte vertaling, moet ik nakijken.
Daarna las ik een essay van Nabokov over Gogol. Was de moeite waard. Oorspronkelijk als collegemateriaal bedoelt, vertelde Jan. Leuk omdat ik nog net wat langer in Gogols wereld verblijven kon, en met de meeste uitspraken van Nabokov was ik het wel eens. Soms moest ik wat hoofdschuddend lachen, omdat Nabokov zo nu en dan wel erg zeker weet hoe het zit. En het einde was een toevoeging. Ik had nog niet bedacht dat je in de hoofdpersoon de duivel kon zien – oh ja, natuurlijk, vandaar die Dode Zielen! De levendige beschrijvingen van de Moskouse gemeenschap in De Meester en Margarita staan dus niet op zichzelf.
Tot slot, hiermee begon ik op de derde dag toen ik al weer op de bank kon liggen, las ik Isaak Babel. Jan kwam met een grote stapel boeken aanzetten. Het merendeel van de verhalen, de brieven, de toneelstukken en ik las en bladerde en vond Babel niet alleen een groot schrijver, maar vermoedde ook een charismatische persoonlijkheid.
Het vervolglijstje dat ik vannacht optekende in mijn geheugen luidde:
Stendahl, eigenlijk alles, maar graag ook Le Rouge et le Noir. Jan heeft deze boeken enkel in het Engels met uitzondering van Egotistische Herinneringen.
Baudelaire, Les Fleur dus Mal in de vertaling van Peter Verstegen en B’s tekst over hasjiesj en heroïne. Dat laatste verscheen in dezelfde reeks bij dezelfde uitgeverij die het essay van Nabokov had uitgegeven.
Dan Leonid Tsypskin, Zomer in Baden Baden over Tjechov en het nieuwe boek over de dode brieven. Ik ben zowel de naam van de schrijver als de titel vergeten. Dat zoeken ze op. En natuurlijk Tjechov zelf. Naar aanleiding van de fantastische Siberische vertellingen die H.C. ten Berge verzamelde zou ik ook graag Reis naar Sachalin lezen.
In mijn werkelijke dromen verloor ik mijn portemonnee. Werd gestolen door een buitenlands schoolmeisje dat naast me zat in een enorme open-lucht-filmzaal die toch overdekt bleek. Ik wist dat ze de plastic zak die ik bij me had leeg zou halen en vroeg mijn bezittingen terug toen ik vertrok. Ook ontmoette ik kort de Tsjechische galeriehouder van Jan. Ik dacht nog, moet ik hem niet begroeten? Maar omdat ik al bezig was om de ruimte te verlaten, liet ik het maar na.
Dat ik een week ziek ben geweest vermeldde ik al. Ik ben door mijn rug gegaan zoals dat heet. Spit, ander woord voor hetzelfde. Een mysterieus verschijnsel dat meestal niet al te ernstig is, maar er deze keer wel inhakt. Twee dagen kon ik niet staan of lopen. Kwam gewoon mijn bed niet uit. De derde dag kon ik weer naar beneden, maar veel verder dan de bank was niet mogelijk. Inmiddels ben ik weer redelijk op gang gekomen, maar mijn rug doet nog erg zeer. Ik kan niet bukken, loop langzaam – al is het weer wat sneller dan gisteren – en als ik langer dan een uur rechtop zit zwelt mijn rechter been wat op en tintelt mijn rechter arm. Vanwege dat laatste moet ik ervoor zorgen dat ik gedisciplineerd werk. Ieder uur opsta en loop. Het is mooi weer, dus ik kan ook buiten een ommetje maken.
Omdat ik schoon genoeg had van het stilliggen en wilde uitproberen of ik al weer o.k. was en hoever ik kon gaan, ben ik afgelopen vrijdag naar een boekpresentatie annex symposium van het project Beter van Martijn Engelbregt in het Haaglanden ziekenhuis in Den Haag geweest. Een lange zit, maar wel de moeite waard.
Beter.
In een periode van ongeveer een half jaar heeft Engelbregt ter plekke onderzocht of kunst een genezende werking heeft. Hij nodigde verscheidene collegae uit en zocht contact met wetenschappers die onderzoeken bedachten om de heilzame werking van kunst te toetsen. Er werden enquêtes verricht en aan hersenonderzoek gedaan, waarbij ziekenhuisbezoekers en patiënten keken naar kunst, terwijl hun huidvochtigheid en andere reacties werden gemeten. Maar het begrip placebo-kunst stond in het onderzoek uiteindelijk centraal.
Door te focussen op het begrip placebo en kunstenaars te vragen om zowel écht werk, als placebokunst in te leveren, gaat het project niet alleen over gezondheidszorg en kunst, maar ook over kunst alleen. Als je denkt aan placebokunst, denk je aan werk in oplagen en mogelijk aan Walter Benjamins essay, Kunst in tijden van haar reproduceerbaarheid. Daarin heeft hij het over het aura van de kunst, de uitstraling die van authentieke kunstwerken hebben. Kortom je komt geleidelijk uit bij de vraag wat kunst nou eigenlijk zo bijzonder maakt. Wat maakt een voorwerp of afbeelding tot kunst?
Een interessante vraag, maar ook precies dat gene dat een goede kunstenaar zich niet mag afvragen, ten minste wat Vladimir Nabokov betreft en tussen de aanwezigen van die ochtend ontstond onmiddellijk een heftige discussie, waar ik overigens niet bij aanwezig was en waar ik dus geen verslag van kan doen. Ik kwam, vooral vanwege mijn rug, pas later op de middag aan. Toen men de lunch genoot. Daarna zouden de lezingen beginnen. Maar de heftige discussie zoemde nog na. Vandaar dat de moderator de aanwezigen verbood om de gasten tijdens hun lezing te storen.
De lezingen waren aardig. Dat wil zeggen, er werd minder nieuws verteld dan ik gehoopt had. Onderzoeker Cretien van Campen sprak over de relatie tussen kunst en geluk. Het is duidelijk dat hij in de loop van zijn carrière handig is geworden in het beschrijven van onderzoeksresultaten. Hij koppelt zonder moeite statistieken aan begrippen, trekt conclusie en vertelt een verhaal. Ik kon het niet nalaten om hem bij mijn vertrek aan te spreken. Ooit, inmiddels toch zeker zo’n vijftien jaar geleden schreef ik in Vernissage over het boekje Beeldillusies dat bij Cantecleer verscheen. Ik vond het leuk omdat het een goed overzicht gaf van de manier waarop wij kijken en de tekorten die dit kijken heeft. Hij relateerde het een en ander wellicht net iets te vaak aan het gegeven dat mensen ooit al jagend en turend over de steppen renden, en het zien van kleurverschillen werd wat te summier behandelt, maar goed het boekje was ok. Dat boekje heeft natuurlijk niets met zijn werk nu te maken, maar ik kon het niet laten…
Zijn huidige werk gaat namelijk over interactie en dat demente bejaarden en andere zieken door middel van deelname aan het kunstproces gelukkiger worden. Dat is ongetwijfeld waar, maar hier sluipt een element binnen waar je voorzichtig mee moet zijn. Het klinkt nogal beleidsmatig, nogal zo zoals de huidige geldstromen gaan. Ik weet ik doe hem wellicht onrecht aan, maar ik ben altijd voorzichtig als niet-kunstenaars plotseling precies weten welke maatschappelijke waarde kunst heeft.
Daarna sprak Professor Dr. H.C. Weinstein, neuroloog in het Lucas Ziekenhuis in Amsterdam. Zeer sympathiek. Hij gaf kort inzicht in de werking van de hersens, maar maakte vooral duidelijk dat hij geen enkel verband ziet tussen wetenschap en kunst. Je, doet immers ook geen dubbelblind gerandomiseerd onderzoek naar het nut van een parachute als je van grote hoogte naar beneden springt. Maar de tijd was te kort om werkelijk wat te leren. Hij verwees onder andere naar een werk van Eric Kandel, zal eens kijken wat dat is.
Later zat hij ook de workshop voor over kunst en wetenschappelijke kennis. De andere voorzitter was de directeur van het Haaglanden ziekenhuis, waardoor de workshop gaandeweg veranderde in een vragenronde over mogelijk kunstbeleid in ziekenhuizen. De groep was te groot, de achtergrond van de deelnemers te verschillend om de workshop iets op te laten leveren. Beide geneesheren werden wat zenuwachtig, wellicht van wege de verloren tijd. Maar ik kan niet anders zeggen dan dat ik hun inzet bijzonder waardeerde.
Als derde sprak Theo Tegelaers. Hij begon met een selectie van drie kunstenaars die zich in hun werk expliciet uiteenzetten met ziekte en gezondheid, te weten Joseph Beuys – hij toonde een geweldig werk van een vleugel met een vilten jas, die nu op een soort olifant leek met een heel vreemd slurfje daar waar zich het pedaal bevond; A.A.Bronson, een kunstenaar uit Vancouver die ik verder niet ken, maar zijn werk dat onder andere uit healings en seances bestaat (HIV, seks en identiteit). En een derde kunstenaar, een vrouw die werk in de openbare ruimte maakt. Zij onderzoekt de relatie ziekte en omgeving, om – als ik Tegelaers goed begrepen heb – tot de conclusie te komen dat de meeste ziektes door de omgeving veroorzaakt worden en dus ook via ingrepen in de omgeving genezen kunnen worden.
Als laatste sprak de architecte Birgitte Louise Hansen over evidence based architecture en gezonde omgevingen, de zgn. healing environments. Ze had hier in haar eigen werk mee te maken, maar ook haar studenten op de TU in Delft hielden zich ermee bezig. Hoe geef ik een gebouw en een omgeving vorm, zodat het goed doet voor de mensen die zich erin bevinden. Ze had haar lezing goed voorbereid en gaf interessante voorbeelden. Haar lezing bevatte de meeste concrete en nieuwe informatie.
Tot zover.
Ik denk dat ik het met Professor Dr. H.C. Weinstein eens ben dat kunst en wetenschap niet te vergelijken zijn, en niet vergeleken hoeven te worden. Kunst hoef je niet te meten. Maar aangezien kunst refereert aan de wereld en de wereld ook wetenschap, economie et cetera behelst, kan je over de relatie tussen beiden meer zeggen dan dat. In ieder geval moet kunst wel besproken en bekeken worden om te bestaan. Bij deze dus, denk dat het weer een fantastisch Engelbregt project is en raad iedereen aan de catalogus te bekijken. Rijk geïllustreerd vol leuke prikkelende teksten.
Martijn Engelbregt had het laatste woord met een tekst van Lao Tse. Tekenend; hoewel zijn werk altijd een onmiskenbaar ironische toets heeft, is het ook oprecht gemeend en mild. Engelbregt lijkt van mensen en poëzie te houden, dat blijkt uit zijn werk. Hij zorgt ervoor dat het open is. Dat er plaats is voor verschillende meningen, visies en kunst. Hij probeert met mensen in contact te komen en is als dat lukt bijzonder vriendelijk en voorkomend. Kortom, volgens Lao Tse is het leven is vol paradoxen.