Patafysisch verzamelen

Kader Attia Arab Spring 2014
Kader Attia, Arab Spring , 2014

Patafysisch verzamelen

Verzamelingen van kunstenaars hebben altijd een bijzondere plaats ingenomen in de wereld. Op de eerste plaats omdat kunstenaar professionals zijn die veel over kunst en mooie dingen weten. Zij behoorden tot de vroegste verzamelaars en waren degenen die de zestiende-eeuwse vorsten en burgers adviseerden bij de uitbreiding van hun collecties of deze na hun dood verkochten. Het kon daarbij om schilderijen gaan, waar de vorsten in de Noordelijke gebieden een zekere voorkeur voor hadden, maar ook om antieke voorwerpen, sculpturen en penningen, de antiquiteiten die de vorsten in de Zuidelijke landen hoofdzakelijk bezaten.

De professionele positie van kunstenaars kwam in de aard en de functie van hun verzamelobjecten terug. Zij waren naast handelsvoorraad, les- en voorbeeldmateriaal – er waren immers nog geen fototoestellen en filmcamera’s – en pas op de laatste plaats pronkstukken waar je van genoot. Met de individualisering van de kunst en de kunstenaars worden hun collecties zichtbaar. Rubens bouwt in Antwerpen een huis om zijn collectie heen; Rembrandt gebruikt zijn collectie in zijn atelier, maar bewaarde de objecten in een wonderkamer, die het Rembrandthuis in Amsterdam reconstrueerde.

In zeker opzicht bleef die bemiddelende functie van de kunstenaars tot op heden onveranderd. Nog steeds is een collectie ook handelswaar en geven kunstenaars verzamelaars advies. Toch zal de functie en de aard van hun collecties aan het einde van de 19e eeuw ook structureel veranderen. Dat komt ten dele door veranderingen van de esthetische regels: Realisme en Classicisme verliezen tegen de tijd dat de moderne kunst ontstaat hun aantrekkingskracht. Nieuwe esthetische voorbeelden worden gezocht en gevonden. Ook de groeiende wereldhandel en het toegenomen consumentisme spelen een rol. De voorwerpen en goederen uit Azië, Afrika en het Midden Oosten, die vanaf de 16e eeuw schoksgewijs West-Europa binnen kwamen – je had in Rembrandts tijd al veilingen waar exotische spullen verhandeld werden – worden nu structureel verzameld en bijeengebracht.

Het zijn de late romantici en decadenten die de eerste grote collecties exotische spullen bezitten. Niet heel erg veel later gevolgd door de avant-garde en de surrealisten, waaronder André Breton en Marcel Duchamp. Zij zullen naast exotische objecten ook voorwerpen onder de aandacht brengen die mechanisch zijn geproduceerd, denk aan de naaimachine en de paraplu. Wat als een zoektocht naar nieuwe esthetische mogelijkheden begon, wordt dus het verzamelen van alle mogelijke objecten die de moderne wereld heeft voortbracht, en hun tegendeel.

Die negatieve, kritische mentaliteit is van groot belang. In het Primitivisme bewonderen kunstenaars alles wat een tegenpool van westerse waarden is. Er wordt gezocht naar de oorsprong van de vooruitgang en het tegendeel van de rationaliteit. De surrealisten stellen wat de westerse mens in haar onbewuste opslaat, gelijk aan wat de pre-modernen bewust beleven. Outsiders Art en ‘Primitieve kunst’, al dan niet aan Afrika of Oceanie gekoppeld. De eigenwijze Cobra-kunstenaar Asger Jorn zoekt zijn heil bij de Scandinavische boerensamenleving en bekritiseert Levy-Strauss in La Lange Verte et la Cuite samen met Noel Arnaud Le Cru et le Cuit van Claude Levi-Strauss (1964).

Het verzamelingen, ook door kunstenaars, wordt echter steeds minder als een praktische aangelegenheid beschouwd. Walter Benjamin benadrukt de historische kwaliteiten en de fetish- waarde van verzamelobjecten. Sharlatan-achtigen als Werner Munsterberger en sociologen als Jean Beadrillard proberen de betekenis van verzamelgedrag psychologisch te duiden. Obsessief gedrag lijkt bij verzamelen te horen. Als de Barbican art galery in Londen in 2015 een tentoonstelling over verzamelingen van kunstenaars maakt, krijgt deze de titel Magnificent Obsessions. Dat van die obsessies is niet helemaal onwaar, maar de nadruk erop vertekent. Je vergeet bijna dat door een groter besef van de betekenis van de moderniteit en haar negatieve kanten, ook het besef van de betekenis van verzamelingen en verzamelobjecten groeit. Objecten worden niet alleen vanwege hun vreemdheid verzameld, zoals in het kader van het Primitivisme en moderne toe-eigening of ‘appropriation’ gebeurt, en niet alleen bewierookt vanwege de bijzondere fetish-waarde van bezit. Vele genuanceerde vormen van omgang en interesse zijn mogelijk, zeker onder kunstenaars die de objecten niet alleen bewaren en tonen, maar ook nog steeds gebruiken.

De postmodernisten van de jaren 80 van de vorige eeuw zullen bijvoorbeeld veel aandacht hebben voor associatieve patronen zoals ze bij de Wunderkammer en vroege wetenschappelijke collecties te zien zijn. Zij vormen sinds Foucault een voorbeeld voor analoge collagevormen. Het gaat om een ordening die haar aantrekkingskracht ook ontleend aan een verwijzing naar het niet rationele en het pre-moderne. Op dit moment is daarnaast veel aandacht voor veel. Soortgelijke, al dan niet mechanisch gereproduceerde objecten, worden naast elkaar geëxposeerd. Het maakt het mogelijk om patronen te zien, zoals in de abstracte en conceptuele kunst met een zekere nadruk op overeenkomsten en verschillen. De mogelijkheden om via verzamelingen te communiceren zijn groot. Bij Jan van der Pol lijkt een gevarieerd mensbeeld centraal te staan. Hij plaatst de Afrikaanse keramiek naast de portretten ontleent aan kranten en internet.Objecten en foto’s van mensen en dingen worden naast elkaar geplaatst. Zij vormen een samenhang, og netwerken die mogelijk van doen hebben met de ‘hybriden’ van Bruno Latour.  Dit is misschien wat kort door de bocht, omdat van der Pol als kunstenaar maar weinig met de sociologie van doen heeft. Maar omdat hij ook van de ‘harde’ wetenschappen houdt, zou het kunnen.

Ik noem het verzamelen door kunstenaars pataphysisch, een verwijzing naar Alfred Jarry (Laval, 1873-Parijs, 1907) die in zijn postuum gepubliceerde roman “Roemruchte daden en opvattingen van Doctor Faustroll, patafysicus” de ‘patafysica’ uitvindt die hij omschrijft als (…) de wetenschap van de imaginaire oplossingen, die symbolisch aan de omtrekken de eigenschappen toekent van in hun virtualiteit beschreven objecten.
Verzamelingen van kunstenaars zijn patafysisch, omdat hun collecties de institutionele lijnen volgen, zonder geïnstitutionaliseerd te zijn. Zij zijn patafysisch omdat zij, zeker bij de postmodernen, de collagestructuur van de Wunderkammer bezitten. Het levert prachtige, bizarre en betekenisvolle samenstellingen op. Maar ze zijn ook patafysisch omdat zij de gangbare chronologie niet volgen. Ik volg de beschrijving over de tekorten van het denken in vooruitgang en geschiedenis bij de modernen van Bruno Latour in diens “Wij zijn nooit modern geweest” als ik veronderstel dat het in de verzamelingen van kunstenaars niet over het verleden en de toekomst gaat, maar over een spiraalvormige ontwikkeling, waarin allerlei tijden vlak naast elkaar komen te staan, waarin een historisch wetenschappelijk object gebruikt wordt, om een eigentijds verschijnsel vorm te geven. Alfred Jarry heeft als eerste goed begrepen waar de monsters van de westerse wereld geboren worden en de hybriden ontstaan.

Jarry, Alfred
Roemruchte daden en opvattingen van Doctor Faustroll, patafysicus, een  neowetenschappelijke roman, Bananafish, 2016

top of page