Patterns that Connect; de stelligheid van performances

PollakVanBekkumM4Gastcollege

Ik kom het tegen tijdens het lezen van een boek, een zijdelingse opmerking van een 17e-eeuwse geleerde die zich met grammatica uiteenzet, dat ook ‘gebaren, pantomime, vertalingen, schilderijen en emblemata’ tot de voorstellingen horen. Het is een uitspraak van de 18e-eeuwse pamflettenschrijver Destutt de Tracy – vandaar die emblemata – maar dat doet er niet toe. Wat ik fijn vond was die vanzelfsprekende opsomming van tijdgebonden en statische kunstvormen, want daar ben ik op dit moment nieuwsgierig naar.  Hoe is de verhouding van statische kunstwerken en performances? Wat zijn performances eigenlijk? En op welke manier vullen ze de mogelijkheden van beeldende kunst op dit moment aan?

Performances zijn populair en ik heb er de afgelopen maanden nogal wat bezocht. Mijn interesse was ook ingegeven door eigenbelang. In het kader van Thinking Sense had ik samen met Save the Loom een workshopprogramma en ik vond dat ik mijn kennis over workshops, lezingen en performances moest uitbreiden. Lezingen en workshops hebben in het academische en educatieve bereik een eigen bestaansrecht en betekenis. Iets dergelijks geldt voor voorstellingen in de wereld van theater en dans. Performances in de beeldende kunst maken van al die mogelijkheden gebruik, maar doen er ook andere dingen mee. Welke? Dat wil ik aan de hand van enkele recente ervaringen checken.

P1000678

De eerste performance die ik beschrijf vindt in Tetterode plaats in het kader van de M4Gastcolleges en wordt gegeven door PolakVanBekkum. Zij vormen een duo dat vanuit radicaal artistiek onderzoek projecten ontwikkelt die betrekking hebben op architectuur en openbare ruimte. Complexe terreinen die zij als kunstenaar vanuit een eenvoudig en menselijk standpunt betreden. Dat levert een toegankelijke en inzichtelijke benadering van hedendaagse artistieke praktijken op.

Als ik binnenkom in de merkwaardige hal met de houten lambriseringen en de veelhoekige vitrines, de hal die het moderne Tetterode-gebouw en kantoor met het drukkerij-gedeelte verbindt, zijn Ivar van Bekkum en Esther Polak al aan het werk. Maar dat heb ik eigenlijk niet in de gaten. Ivar tekent met krijt regelmatige bibberende lijnen op een schoolbord. Streep voor streep verandert het van een dof en omfloerst donkergroen vlak in een vrolijk Nul-werk. Esther Polak, die ik niet meteen herken, loopt met halfgesloten ogen langzame cirkels door de ruimte. Ik zie het wel, maar negeer het. We moeten even wachten. Ik spreek met wat vrienden. Ik neem wat soep. Stip acht uur begint de performance.

Polak legt uit: “Je zult wel denken, wat doet ze daar”, zegt ze en loopt langzaam rondjes: “Ik doe een performance en denk na over de betekenis van het begrip ‘performatief’.” Ze blijft in beweging. “Performatief is een ingewikkeld begrip omdat het zo op performance lijkt, maar het betekent iets anders. Bij de invulling van het begrip wordt uitgegaan van het idee dat alles in beweging is. Is het mogelijk dat een ruimte of verschijnsel al doende ontstaat? Gender bijvoorbeeld, ontstaat al doende. Je bent geen man of vrouw met vastliggende eigenschappen. Je creëert je gender, door keuzen te maken, kort haar, lang haar, broeken met, broeken zonder diepe zakken …”
(Bij dit voorbeeld wordt ik even afgeleid door mijn gedachten. Nu ik over de vijftig ben koop ik steeds vaker mannen-broeken omdat ze beter zitten, diepe zakken hebben en van sterkere stoffen gemaakt zijn. Dan heb je tenminste een voordeel van dat extra testosteron.)
“En”, vervolgt Polak, “die keuzes gaan gepaard met gebaren. Jij en andere creëren vervolgens categorieën. Ivan en ik onderzoeken hoe de openbare ruimte performatief wordt ingericht.”

Esther Polak loopt nog steeds in de rondte, terwijl Ivar van Bekkum trefwoorden uit haar tekst over de lijnen op het schoolbord schrijft. Met een borstel heeft hij haar route aangegeven en het ruimtelijk lexicon raakt met woorden gevuld.

Dan sta ik op en ga ik naar de volgende performance, een betere inleiding had ik niet kunnen hebben.

FRDD_cover_web

De volgende performance gaat vooral over tekst. Het is een ‘Speech Act’, een van de eerste begrippen die Van Bekkum op het bord noteerde. In de winkel van San Serriffe wordt namelijk F.R.DAVID – ‘Inverted Commas’ gepresenteerd. Voor deze uitgave werkte Will Holder samen met Riet Wijnen. Ter ere van de presentatie lezen zij enkele stukken voor, en omdat ik ook de reading bij de expositie van Riet Wijnen in P////AKT bezocht, wil ik dit niet missen.

Over die eerdere reading vorig jaar was ik zeer enthousiast. Riet Wijnen, Will Holder en Falke Pisano lazen in het kader van ‘The complexity of Coversation” een script met teksten van Thomas Metzinger; Silvia Federici en Abstraction-Creation: ‘Conversation Four, First Person Moving’. Wat me beviel, waren, klank, ritme en experiment. Als je de hele performance meemaakt, eindig je met een fijn gevoel van samenhang. Misschien hebben de drie teksten – een wetenschapsfilosofische tekst, een feministische tekst en een historische kunstenaarstekst – iets met elkaar van doen? Ook als het enkel een constructie is kan ik ervan genieten.

P1000679

En in het overvolle San Serriffe geniet ik ook. Het is belachelijk vol. Eigenlijk kan ik er niet bij. Maar goed als alleen gaande rijpe dame wring ik me ertussen. Holder opent met een chant die aan ‘Vrouwenstad’ van Fellini herinnert, arme Snaporaz.
“Met deze klankmeditatie begonnen vrouwen in 1972 hun workshops”, zegt hij: “Gefeliciteerd met vrouwendag.”
Dan lezen Holder en Wijnen voor uit de publicatie. Een tekst van Lucy Lippard als ik het goed heb verstaan, want door de drukte en het feit dat ze al bezig zijn loopt het een en ander door elkaar. Toch ben ik blij dat ik erbij was. Dat is immers de crux van een performance, ze doet zich voor in een specifieke ruimte, op een specifiek moment  in de tijd. Als je er niet bij was, heb je het niet meegemaakt, niet gezien. Alleen een beschrijving, foto, film blijft over. Gelukkig is er de publicatie, die is van een andere orde. En ik weet niet wat Van Bekkum en Polak met het lexicon van plan zijn. Wordt dat uitgeveegd of bewaard?

RietWijnenPakt8dec-K01

Ik houd van de vluchtigheid van performances.

In mijn computer vind ik de foto’s die overbleven van een performance van Jeremiah Day bij Ellen de Bruine. Het is de tweede performance van hem die ik zie. De eerste zag ik in het kader van de expositie Alternate Histories van Vincent van Velsen in Castrum Peregrini. Ik vind Day’s werk complex, maar ook ontroerend. Heeft zijn werk te maken met ‘de geest van de plek’, zoals sommigen beweren? Met identiteit? Zou je het een performatieve vorm van archeologie kunnen noemen? Wellicht als je performatief omschrijft zoals Esther Polak in haar college deed en archeologie hanteert  zoals Foucault dit doet. Het verwijst dan naar een historisch perspectief waarbij de betreffende academicus naar fundamentele kennis en begrippen ‘graaft’, misschien… Je graaft niet in de grond of het verleden, maar in referenties en teksten en kijkt wat dit aan verbanden oplevert.

EllenDeBruineJeremiahDaydec2016-k01 

Van Day zijn bij Ellen de Bruijne tekeningen te zien, schetsen van een omgeving. Ook Esther Polak heeft vooraf schetsen van haar performance gemaakt. Ik stel me voor dat ze zich toen in de ruimte bevond en naging welke indruk deze ruimte op haar heeft gemaakt. Op de schetsen van Day staan begrippen die verwijzen naar voorbijgangers, gebeurtenissen en gedachten. Fragmenten, namen en verwijzingen komen later in de performance terug. Verder zie je in de schetsen de plek waar hij als performer begint. De richting waarin hij beweegt wordt met pijlen aangegeven. Alles is eenvoudig en schetsmatig; Alles op het verstrijken van tijd, op lichaam en beweging gericht.

EllenDeBruineJeremiahDaydec2016-03

Dan begint de performance. Day spreekt en toont dia’s.

Natuurlijk kan ik me de voortgang van ‘Ghost Dance Song’, de performance waar het hier om gaat, niet precies herinneren; Het is een aantal maanden geleden dat ik de voorstelling zag. Maar de indrukken zijn stellig. Day vertelt in zijn performance een verhaal en danst. Het verhaal begint op een stoep in een stad (Berlijn? de Verenigde Staten?) en zich beweegt via de tekstflarden en de beleving van een zwerver die geesten ziet en geesten wil laten verdwijnen, naar een verhaal over de Ghost Dance, een begrip dat sommigen wellicht uit Hollywoodfilms kennen. Dan licht Day de functie en geschiedenis van deze dans toe. Niets ervan is mythisch zoals het lijkt. Cliche’s worden onderuit gehaald, het verhaal ontmythologiseerd. Maar de performer gaat door. De zwerver waarmee het allemaal begon spreekt weer over zijn geestverschijningen en eigent zich de Ghost Dance toe. Op een positieve manier.

Mooi vind ik dat, en waardevol.

Want ik heb ik moeite met het gemak waarmee het westen zich allerlei ‘exotische’ cultuurverschijnselen eigen maakt, maar een al te heftige kritiek zou de waarde van die verschijnselen kunnen vernietigen. Dat wil ik niet.

EllenDeBruineJeremiahDaydec2016-04

EllenDeBruineJeremiahDaydec2016-05

Er verschijnen dia’s van een Berlijnse buitenwijk en sculpturen uit de jaren vijftig. Ik ken Berlijn niet goed genoeg om te weten welke wijk het is, maar wandel graag in Amsterdam West, denk aan ‘de rustende tuinder’ van Jan Havermans op de hoek van de Willem de Zwijgerlaan en de Jan van Galenstraat. Een arbeider van dezelfde kunstenaar siert die architectuur en stedenbouw op een klein grasveld wat verder op, niet ver van de flats van Dudok vandaan. De jaren dertig. De jaren vijftig.

EllenDeBruineJeremiahDaydec2016-07

Tevredenheid als ik mij de performances van Day herinner. Als ik er met vrienden over spreek blijkt ook sprake van verwarring. Is Jeremiah Day slordig of ‘expressionistisch’? Wat is de betekenis, wat is de samenhang afgezien van het performatieve? Ik vind een citaat in een boek dat me bijzonder lief is: Patterns That Connect, waarin 1023 afbeeldingen van antropologische en archeologische objecten zijn opgenomen om over de samenhang van de symbolen en decoratieve patronen na te kunnen denken. Het gaat om complexe samenhangen, maar dat kan geen reden zijn om ze te negeren. De inmiddels overleden antropoloog Edmund Carpenter verwoordt het als volgt:

Art and Mythology are always at the service of man’s madness. When I compare a Papuan Pattern with a Patagonian one, of juxtapose a modern motif an a Mesolithic one, then assign a common origin to them all, don’t I fall … into a fictitious model like the bride of Frankenstein? Possible I do. But the question really doesn’t matter: even if these comparisons are legitimate and these interpretations correct, no serious critic would accept them without furter evidence. (…) The problem in archeology is when to stop laughing. [1]

 

M4Gastcollege │  Taal │  PolakVanBekkum │8.3.2017
San Serriffe │ Presentatie F.R.DAVID – ‘Inverted Commas’ │ Will Holder, Riet Wijnen │ 8.3.2017
Ellen de Bruijne Gallery │Five Performances │Ghost Dance Song │Jeremiah Day │12.11.2016

 

[1] Carl Shuster & Edmund Carpenter, ‘Patterns that Connect, Social Symbolism in Ancient & Tribal Art’, Harry N.Abrams Inc. New York (1996)

top of page