essay – Verdrinken in cijfers Martijn Engelbregt

In: De Nieuwe, Arti et Amicitae, 2007
https://www.denieuwe.nl/PrePassee13/artikelen/SaskiaMonshouwer.html

Verdrinken in cijfers
Over statistiek en democratie

Dit artikel gaat over statistieken en cijfers en de manier waarop zij ons leven bepalen en ik geef onmiddellijk toe dat het daardoor een licht obsessief karakter heeft. Je ontkomt er niet aan, aan de cijfers. Sla de krant er op na, zet de televisie aan, onderzoek na onderzoek, opiniepeiling na opiniepeiling. Maurice de Hondt heeft er de status van beroemde Nederlander mee bereikt. Van roken ga je dood en als je ouders gescheiden zijn, is het vrijwel zeker dat je zelf ook zal scheiden. De tijd dat sociologen mijmerden over de relatie tussen een economische crisis en de lengte van een vrouwenrok is voorbij. Rickie Simons toetst voor Elsevier hoe vaak de werken van Nederlandse kunstenaars in de openbaarheid zijn gekomen, een nieuw criterium voor succes, en Pim Fortuyn is voor televisiekijkend Nederland de allergrootse.

Natuurlijk weet ik dat de kwaliteit van deze onderzoeken sterk verschilt. Ook het doel waarmee zij aan het publiek gepresenteerd worden, verschilt. Het varieert van onschuldig vermaak tot harde wetenschap, van het aanbieden van een optie tot aan waarheid grenzende waarschijnlijkheden en toch wil ik proberen om over het statistisch onderzoek als over één verschijnsel te spreken. Ik wil de invloed van de cijfers op ons denken peilen.
Ik schrijf naar aanleiding van mijn bewondering voor het werk van Martijn Engelbregt, die door de sociologie ontwikkelde methoden voor zijn kunstwerken gebruikt. Hij is gefascineerd door formulieren, enquêtes en verkiezingen en ik vraag me af waarom ik zijn werk zo bijzonder vindt. Het treft de juiste toon. Waarom? Omdat cijfers merkwaardig invloedrijk zijn en steeds invloedrijker lijken te worden.

Cijfers & enquêtes
Statistisch onderzoek, de enquêtes en de cijfers horen bij onze tijd. Het is een instrument. Een instrument met verschillende functies. De enquête laat mensen spreken, formuleert opinies, waarna hun gewicht wordt gewogen door de uitspraken te tellen. Er worden ontwikkelingen geregistreerd en onvermoede relaties zichtbaar gemaakt. Daarnaast levert cijfermatig onderzoek het materiaal op grond waarvan kans- en risicoberekeningen gemaakt kunnen worden. De methode heeft zich vruchtbaar bewezen en wordt in vrijwel alle wetenschappen toegepast. In de sociologie en de psychologie, maar ook de gezondheidszorg maakt er gretig gebruik van. Complexe risicoanalysen hebben een diag-nostische waarde gekregen.

Behalve in de wetenschap wordt veel cijfermatig onderzoek praktisch toegepast. Je kunt een marktonderzoek doen om te kijken of je product bestaansrecht heeft, of cijfermateriaal gebruiken om je distributie te regelen. Het aantal en de soort van je producten wordt op de behoeften van je klanten afgestemd. Albert Heyn die hierin vrij ver gaat, lijkt daarom steeds meer op een winkel in een voormalig Oostblokland: saai maar efficiënt!
Daarnaast is statistisch onderzoek steeds vaker een manier om nieuws te maken. Dit is te illustreren met een kleinschalig onderzoek dat in De Volkrant van zaterdag 3 juni beschreven werd. Het voorpaginanieuws (!) luidt dat topmensen steeds vaker in clubs en sociëteiten bijeenkomen. Opmerkelijk nieuws, vooral omdat het artikel noteert dat een groot deel van de respondenten om redenen van discretie geen antwoord gaf. Minder subtiel is het voorbeeld van de verkiezingen van de grootse Nederlander. De tv werkt graag op basis van een self-fullfilling prophecy. Aan de hand van enquêtes (en interpretaties van cijfermateriaal) worden anonieme groepen mensen tot spreken gebracht.

Disciplinering
In zeker opzicht zijn statistieken eeuwenoud, zeker wanneer je het turven in acht neemt. Toch hoort het beschreven verschijnsel bij deze tijd en samenleving. Anonieme groepen mensen, de massa, moet tot spreken worden gebracht. In dit spreken staan computers en internet de onderzoeker ter zijde.
Je kunt het spel met de cijfers positief en negatief benaderen van het kritische: ‘Je mag van mensen geen cijfers maken!’ tot de meer optimistische optie dat de democratische verkiezing is uiteindelijk ook een statistische methode is. Ik kies voor geen van beide opties. Toch vermoedt ik dat de cijfers steeds vaker disciplinerend zijn. Zij leggen een discipline op in de geest van Michel Foucault, die de invloed van het medisch en psychologisch taalgebruik op de bewegingsvrijheid van de burger analyseerde. Opnieuw disciplineert de overheid grote groepen mensen uit naam van wetenschap en redelijkheid. Het instrument dringt diep in de samenleving door tot op het punt waar de persoonlijke en fysieke integriteit geschonden wordt.

Statistisch onderzoek is op grond van twee principes voor die disciplinering geschikt. De principes zijn aan elkaar gerelateerd, maar worden ook zonder enige schroom met elkaar verward. Cijfers lijken stiekem altijd voor iedereen te gelden. Niet alleen op grond van de berekeningen die het onderzoek representatief maken, maar vaak, ook onbedoeld, in haar abstractie. Een quotiënt gaat uit van een gestelde 100%, te visualiseren in cirkelvormige diagrammen met de logica van een taart. Iedereen krijgt een stuk, de groep ‘onbekend’ of ‘geen mening’ incluis. Het lijkt een rechtvaardige en democratische methode, ook omdat het verlenen van een stem middels een vragenformulier zo dicht naast dat van het stemmen, als in verkiezingen, ligt.
Daarnaast heeft statistisch onderzoek de aanschijn van een onontkoombare redelijkheid. Een behoorlijk onderzoek resulteert in aan waarheid grenzende waarschijnlijkheden. Daar kan je niet omheen. Toch is de ontologie merkwaardig. Statistisch onderzoek is feitelijk, omdat het bronnenmateriaal waarop zij zich baseert aan de werkelijkheid ontleend is en redelijk, omdat de rekenmethodes steeds nauwkeuriger zijn en de resultaten slim geïnterpreteerd kunnen worden. Maar zij legitimeert zich niet aan de hand van het kennisbegrip dat bijvoorbeeld door Kant werd geformuleerd. Hij onderzocht de absolute mogelijkheid van het kennen. Het statistische onderzoek legitimeert zich met een verwijzing naar de redelijkheid als: ‘wees redelijk, gebruik je gezond verstand’. En het gezonde verstand is een begrip waar overheden graag mee schermen. Associatief trek ik een tweede parallel met Foucault en worden de gevangenissen steeds voller. Sommige boodschappen op de pakjes sigaretten geven mij gelijk: ‘Niet-rokers leven gezonder’, de uitspraak is logisch onwaar en kan alleen gelden als ergens in Nederland ambtenaren de redelijkheid van de cijfers boven die van de logica hebben gesteld!

Participatie
Bedrijven doen aan marktonderzoek en voeren risico-analyses uit ten behoeve van een zakelijke efficiëntie. Daar is niets mis mee. Bij het nieuws wordt het al een beetje anders. Zij hanteren statistische methoden als feitenmateriaal en amusement. Wanneer zij enquêtes gebruiken om de mening van de bevolking te peilen of omgekeerd de cijfers gebruiken om saaie feiten en speculaties te rechtvaardigen, gebruiken zij deels dezelfde argumenten als de overheid: ‘De mensen hebben het zelf gezegd (of ingevuld) en zij, de media, hebben in een land zonder censuur het volste recht om de vraag te stellen.’ De overheden en haar ambtenaren gebruiken het onderzoek om beleidslijnen uit te zetten, besluiten door te drukken, of kracht bij te zetten.

Steeds vaker is de enquête bedoeld om het volk daadwerkelijk te laten deelnemen, de nadruk komt op participatie te liggen. Dit ideaal van deelname heeft wellicht te maken met de manier waarop internet functioneert en ideeën over interactieve tv ontwikkeld worden. De honger naar participatie valt samen met amusement, de quizzen en spelprogramma’s. Van de achterlijke telefoonspelletjes tot het wegstemmen van deelnemers tijdens een real-lifesoap: als je de kijkers laat stemmen, zijn ze betrokken. Dat je zo bovendien extra inkomsten verwerft is mooi meegenomen. Participatie kan bedoeld zijn om het belang van een programma aan te geven of te meten. Als veel mensen bellen, moet het wel belangrijk zijn, maar het behelst ook een belangrijk psychologisch element. Mensen houden van wedstrijden, ze willen weten wie de winnaar en wie de verliezer is. Daarmee voegt participatie aan een feitelijk gebeuren een extra drama toe. Directe emoties spelen mee.

Participatie speelt een grote rol in evaluaties, bedoeld om kwaliteit te meten en diensten en producten af te stemmen op behoeften van gebruikers. De mening van deelnemers van een cursus of gebruikers van een product heeft dan een toegevoegde waarde, terwijl hen in één klap het gevoel wordt gegeven dat zij voor vol worden aangezien. En alle genoemde effecten van de participatie spelen een belangrijke rol in verkiezingen. Participatie is het wezenskenmerk van de democratie, als iedereen meedoet, heeft de uitspraak een groter gelijk. Toch wordt dit heldere verlichtingsideaal, door de relatie tussen de massamedia en de politiek, enigszins verwrongen. Steeds vaker wordt participatie via en omwille van het psychologische effect gebruikt. Het genot dat mensen strijd beleven, wordt overdreven. Als de premier meer emotie wil in de politiek, doelt hij waarschijnlijk niet op een oprecht medeleven, maar op een tv-matige meeleven, wat – als je Ophra Winfrey heet – tot grote successen leidt. In die zin zijn cijfers en statistisch onderzoek verhalend. Zij bezitten naast andere functies, ook een narratief element.

Het verdwijnen van het grote verhaal
Ik ben niet tegen statistisch onderzoek, ook niet tegen de efficiëntie van bedrijven, en hoewel niet onbelangrijk, wil ik het ook niet hebben over de belabberde kwaliteit van veel onderzoeken. Het gaat mij om de verhalende capaciteit, de narratieve vermogens van het statistisch onderzoek en wat deze voor de samenleving betekent. De narratieve elementen staan waarschijnlijk met de disciplinering in verband, wat doet vermoeden dat de invloed van de cijfers zo groot is dat zij een nieuw Groot Verhaal kunnen vormen. Een verhaal dat sociaal bindend is en aansluit op een nieuwe redelijkheid. Bij de invloed van de cijfers wordt vaak op een vermeende, economische efficiëntie van de overheid gewezen. De staat is een bedrijf, een grote Albert Heyn, een schakel in het globalisatieproces desnoods. Dat is niet onwaar, maar de invloed van de cijfers in handen van de overheid gaat veel verder en heeft alles te maken met normen en waarden. Het zijn de cijfers die moraliserend zijn.

Het normen-en-waardenverhaal wordt vaak beschreven als een conservatieve impuls, een heftige reactie op de verzorgingsstaat, die uiteindelijk verantwoordelijk wordt geacht voor de verloedering. Dat vraagt om een antwoord, een strenge aanpak, een vast punt. Om de slapte te bestrijden wordt bij de traditie naar houvast gezocht.
Maar heeft de verzorgingsstaat, het socialisme wel schuld aan de verwarring? Liberalen, socialisten, conservatieven, het is één pot nat. De huidige waarden en normen worden niet door traditie gevormd, zoals de conservatieven beweren, maar door de flexibiliteit van de cijfers, het enige systeem waarmee de hedendaagse samenleving nog op de knieën te dwingen is. Ondanks principiële verschillen en paradigmatische breuken, kan je concluderen dat het denken over sociaal verval in het licht van een verloren onschuld en eenheid bij het nieuwe denken hoort, als peper bij zout. Het hoort bij de industrialisatie, staatvormingsprocessen en de ontwikkeling van de techniek. Het hoort bij de poging om grip te krijgen op de consequenties van een veranderende tijd, een groeiende massa en een toename van bereikbaarheid en mobiliteit.

Hoe divers de verhalen ook zijn en hoeveel wezenlijke veranderingen tussen de opvattingen in De Verlichting tot nu gepasseerd zijn, over één ding is men het eens: de mens is de grip kwijt op de massa. Zij ‘individualiseert’. Dit begrip symboliseert voor de critici een verlies, een verlies van samenhang, orde, Het Grote Verhaal (religieus en/of cultureel). Of die eenheid nu op het platteland, in primitieve samenlevingen, of in de verzuilde jaren vijftig teruggevonden wordt: het ‘verdwijnen’ vormt de spil van die gedachte. In het formuleren van een antwoord op de verloren eenheid, spelen statistici een bijzondere rol. Zij creëren een nieuwe samenhang.

Het nieuwe, grote verhaal
In de Volkskrant staat een interview met Frits Spangenberg, directeur van het onderzoeksbureau Motivaction. Ook hij heeft het over het verlies van samenhang, al formuleert hij het milder: er is geen duidelijke sociale gelaagdheid meer. Daarom werd een onderzoek naar mentaliteiten gedaan, zodat desondanks een inzicht in die uiteengevallen samenleving kan worden gegeven. Meningen van mensen veranderen met de dag, hun mentaliteit verandert minder, in ieder geval minder snel. Op basis van statistisch onderzoek worden in Nederland nu acht mentaliteitsgroepen onderscheiden. Spangenberg maakt zich zorgen over de ‘verhuftering’ van de maatschappij en pleit voor een verschillende beoordeling, beloning en bestraffing van, naar ik aanneem, de verschillende mentaliteitsgroepen. Helaas worden de groepen in het artikel niet alle acht benoemd. Gelukkig worden in De Volkskrant van de week daarvoor, bij een artikel over de nieuwe zenderindeling, de acht groepen wel met naam vermeld.
Heeft Motivaction ook dit onderzoek gedaan, of zijn de acht groepen algemeen geldend? Ik heb geen idee en ga maar door op de acht typen beeldconsumenten, die volgens De Volkskrant door de mediaspecialisten onderscheiden worden: de ambitieuze pleziermaker, de gemakzoekende burger, de zorgeloze spanningszoeker, de zorgzame opvoeder, de bezorgde burger, de participerende burger, de tolerante wereldburger, de standvastige gelovige.

Ik kan er niets aan doen, maar bij het lezen van de typologie doemt een absurd toneelstuk op, naar model van het middeleeuws mysteriespel waarin deugden en zonden gepersonifieerd zijn. De dwaze types spelen samen in één verhaal met een vooropgestelde moraal. Ik beweer niet dat Motivaction een verhaal schrijft, dat ergens naar toe gaat en een moraal bevat, maar juist dit ontbreken ervan, maakt de vertelling absurd. Wie zijn die groepen, waar wonen zij, zijn het wel groepen of gaat het om een verzameling losse mensen? Of gaat het over (kijk)gedrag? Dan zou je toch veronderstellen dat je, afhankelijk van stemming of situatie, soms bij de ene en dan weer bij de andere groep kan horen? Als ik mezelf zou indelen, hoor ik bij alle groepen, behalve de laatste. Maar zo is het onderzoek niet bedoeld! Het is immers gericht op een mentaliteit, een vorm van gedrag die stand houdt. Dat die mentaliteit zich voordoet als een specifieke combinatie van zonden en deugden, komt omdat het gedrag werd gevolgd, dat vervolgens werd vertaald in programma’s en zendtijd. Als je de stereotypen terugredeneert, naar de te verwachten tv- programma’s, is het beeld wat helderder.

Ieder onderzoek brengt ongewild dwaze typologieën en stereotypen voort. Martijn Engelbregt speelt ermee. Ik bezocht de presentatie van het project ‘De Dienst’ in de Tweede Kamer. Het project gaat over democratie. Engelbregt heeft de opdracht voor een kunstwerk voor De Loge, het gebouw in Den Haag, waarin zich de Enquêtezaal bevindt, gebruikt voor een landelijke verkiezing van tien kunstwerken. Daarmee had wat in De Loge te zien is, de instemming van het volk. Zonder op de implicaties van het kunstwerk in te gaan, geef ik een beschrijving van de tien kunstenaars die op een rij op de stoelen zaten, waar normaal gesproken de enquêteurs plaats nemen: een klein meisje met een vredelievend Lieveherenbeest; een juffrouw kunstenaar met dranghekjes als sieraden; een man van rond de vijftig die een fotoschets van twee naakte dames met klompen en boerenmutsjes op gemaakt had. Het gezelschap deed cabaretesk aan. Typologieën zijn spel, zij zijn niet onwaar maar tijdelijk, willekeurig en in zeker opzicht irrelevant. Daarom is het satirische gehalte hoog en kon de aanwezigheid van Engelbregt worden ervaren als die van De Vos Reynaerde aan het hof van koning Leeuw.

Massapsychose
Hoewel de typologieën tamelijk onschuldig zijn, is in vergelijking met een allegorie of verhaal al een zekere verwijdering van de werkelijkheid te bespeuren. Grote groepen mensen worden op grond van hun behoeften en gedrag geselecteerd en verbeelden gezamenlijk de samenleving. Toch zijn het uiteindelijk niet de typologieën, maar is het de focus op het gedrag van mensen, dat het denken in cijfers gevaarlijk maakt. Gedrag is een raar ding: Het gedrag van een individueel mens is iets anders dan gedrag van groepen of massa’s, wat weer iets anders is dan groepsgedrag als een biologisch bepaalde interactie. En hoewel we dit weten, wordt alles op één hoop gegooid in de hoop maatschappelijke ontwikkelingen te beschrijven en te voorspellen. Of de respondent als rationeel denkend wezen wordt gezien, doet niet meer ter zake, al dicteert de liberale gedachte van wel. De overheid spreekt geen mensen meer aan, maar beloont en bestraft gedrag als bij een goedkope gedragstherapie!

Zo dwaas als de typologieën zijn, zo bedreigend is de focus op de gedragingen van groepen mensen. Het is een sortering die mensen kwetsbaar maakt. Aan behoeften kan tegemoet worden gekomen, gedrag kan je bestraffen en belonen. Bestraffen, belonen en controleren, dat is de crux van het verhaal, en de overheid met haar behoefte aan coherentie staat daarin centraal. Bedrijven willen manipuleren, zij stemmen hun producten op een massa af en streven naar een zo groot mogelijke efficiëntie. Tijdschriften en massamedia die zich ergens tussen bedrijven en overheden in bevinden, willen lezers en toeschouwers bedienen en creëren nieuws, hun persoonlijke verplichting ten opzichte van ‘het volk’ wordt werkelijkheid. Alleen overheden bestraffen en belonen. Alleen zij kunnen gedrag bepalen, door wetten te veranderen en premies te verlenen. Met de pretentie dat zij de toekomst die zij voorspellen, ook beheersen. Zo neemt ondanks een terugtrekkende beweging de invloed van de overheid niet af, maar toe.
Er is altijd wel een onderzoek waar je persoonlijk onder valt: kinderen van gescheiden ouders hebben een grotere kans om zelf ongelukkig te worden; moeders die werken en een man hebben zijn gezonder. Er is steeds meer gedrag te veranderen en te sturen: het net sluit en wordt steeds dichter. De redelijkheid van de cijfers grenst aan geloof, aan een vorm van magisch denken, waarin toeval en willekeur bestreden worden. Daarmee winnen de cijfers het van mens en taal. De typologie wint van het Griekse Drama.

Martijn Engelbregt
Geen bewering zo redelijk, of er staat een realiteit tegenover. Dat maakt het werk van Engelbregt zo bijzonder. Natuurlijk laat hij tijdens zijn projecten zien, hoe verkiezingen, statistieken, formulieren, enquêtes en besluitvormingsprocessen werken. Hij dringt diep tot de samenleving door en laat zien hoe de cijfers en onderzoeken de wereld vormgeven. Sterker: hij illustreert het vormgevingsproces dat het statitistsch onderzoek inmiddels is geworden. Niet alleen in het project ‘De Dienst’, waarin De Tweede Kamer, de democratie en besluitvormingsprocessen worden doorgelicht, maar in al zijn werk. Of hij nu een nieuwbouwwijk analyseert, of een posteractie opzet.

Geen systeem zo efficiënt of het heeft een keerzijde, die zoals vaak het menselijke onvermogen en de inefficiëntie blootlegt. Als je de catalogus van De Dienst bekijkt, waarin alle brieven en antwoorden, alle missers en misvormingen van het systeem zijn opgesomd, weet je onmiddellijk dat alle redelijkheid schijn is. Het is een rommeltje aan de kant van jury’s en politiek en er staan mensen aan de kant van het formulier. En terwijl Engelbregt het systeem doorlicht, het gerommel toont, besteedt hij vooral aandacht aan de mensen, die zijn formulieren niet alleen invullen, omdat zij luisteren naar de op het formulier gestelde regels, maar ook omdat ze nieuwsgierig, boos, of eenzaam zijn. Geen bekrompen zedenschets dus, maar een artistieke nieuwsgierigheid waarin de verhouding mens en samenleving wordt doorgelicht.

Saskia Monshouwer

Beeld: Martijn Engelbregt, formulier ten bate van een inventarisatie van illegalen in Amsterdam

Engelbregt Dit Is Nederland

top of page