129.

Stephan Keppel 2020 03.
Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 x 114 cm.

 

Vrijdag, 30 oktober 2020

Via de Nassaukade naar West. Mooi, onstuimig herfstweer. ‘Een bolle wind’. Waar komt dat begrip vandaan? Zou het te maken hebben met de plaatjes van vlijtig blazen wolken, bolle wangen, getuitte wolkenlippen? Het straatbeeld is vrolijk. Vanwege het rode en gele blad dat overal licht op de stoepen, tussen de auto’s, in de grachten, op de weg. Ik heb ook de eerste mannen van de gemeente gezien die een bladblazer hanteerden. Enorm kabaal om hier en daar het blad wat weg te nemen. Wel fijn. Ik schrik van een fietspad vol blad.

Aan het einde van de Nassaukade de stapeling: De spoorbrug over het water van de Nassaugracht.  (heet dat water wel zo?) Het grote gebouw dat de lucht kadert daarachter en daarboven. Het gat naar de wolken is niet te zien. Het gebouw vormt nu gewoon een muur van beige en lichtbruine steen. Daar voor de bakstenen huizen en het groene beeld van Domela Nieuwenhuis. Het gebaart energiek met de armen en is nu nog volledig opgenomen in het geheel. Vóór Domela het verkeersplein. Auto’s van de kant van het Haarlemmerplein. Auto’s parallel aan het spoor. Ik loop nog op de Nassaukade. Er schuift in de verte een vrachtwagen langs. Het is een perfecte verkleinde, spiegeling van de grotere spoorwegbrug die open kan. Twee keer een metalen constructie. Eén keer de grote balken van de zware ophaalbrug, één keer de wat lichtere balken van de constructie op de wagen. Later volgt in geel parallel aan de horizon op het talud een trein. Een groepje fietsers komt mij tegemoet, nog meer glanzend, nog meer metaal. Als ik doorloop wordt ik opgenomen in de verkeerstroom op het plein. Ik kan niet meer ver kijken. Ik zie de ingang van het park en de triomfboog op het Haarlemmerplein. Domela Nieuwenhuis staat nu vrij tegen een witte wolkenhemel. Die beslotenheid van het verkeersplein en de levendigheid van het verkeer vergroten mijn aandacht voor de details van de bebouwing. De hoek om, het rustgevende groen van het Westerpark. Rustig bewegend. Waaiend. Ritselend. Glinsterend. En onder de bomen een sloom wandelpad.

Bij het kantoor de weg die naar het centrum van de stad terugleidt, langs het terrein van de markthallen, dat inmiddels voor een groot deel ‘bouwrijp’ is. Ik loop langs de bedrijven in de brede straat, waar aan de overkant van straatweg en groen de mooie jaren zestig bouw ligt, deels nog met ijzeren sponningen in het raam. Mooe portiekflats. Bescheiden baksteen. Grijs geschilderde sponningen. De bijgebouwen op de hoek met winkelruimte, zijn nu kleine kantoren in gevestigd. De winkel met de benodigdheden voor sportvissers met het grote bord met de zaagvis is verdwenen.Ik stop even aan het eind van de bedrijvengebouwen. Daar zijn wat parkeerplaatsen en je kunt er tot aan het water gaan. Ik kijk naar het bakstenen gebouw met de witte lijntekening van Kieth Haring, een mannetje met een stralend hart en straaltje rond z’n kop, zit op een enorme waterdraak, een she-wolff misschien, een kruising tussen een zeemeermin en een zeeduivel wellicht. Naast het parkeerterrein staan de witte huizen die zo op de huizen van reizigers lijken. Ik heb er nog nooit aan gedacht. Zouden de stenen wel stenen zijn? En ik klop op de muur. Ze is van kunststof.

De bedrijven en de parkeergarages, de huizen van de reizigers, het smalle pad langs de woonboten. Het zal allemaal verdwijnen. Het terrein van de markthallen wordt straks definitief door woningbouw definitief gedomesticeerd. Als ik bij de van Reigerbergenstraat tussen doorloop zie ik een rij ginko bilbao staan. Ik verheug me op de mooie kleur van het blad. Bestorven geel, zegt J. Een beetje bruin. Een kleur die naar mijn gevoel volledig lijkt te ontbreken. Het is de derde keer deze week dat ik een rij ginko’s zie staan. Ginko’s in de straat vlakbij de tandarts. Dat is één. Ginko’s in de straat vlakbij het kantoor. Dat is twee. En ginko’s hier vlak bij huis. Hier en daar zie ik ook een enkele ginkoboom staan. Tellen: twee sculpturen, Domela Nieuwenhuis en de liggende tuinman. Hij kijkt vanaf de heuvel bij de ingang van de Markthallen naar beneden. Lui-igheid in brons. Aantrekkelijk. Twee molens: Eén aan de Haarlemmerweg bij de begraafplaats met op de verre achtergrond de lichtreclames, paars en groen van een grote car-wash, en de houtmolen dichtbij. Ben er niet zo lang geleden een keer wezen kijken. Ze hebben de houtmolen opgeknapt. Het terrein voor mensen toegankelijk gemaakt. Ziet er niet naar uit dat het zo blijft. Dan is er nog één brug. En ik verbaas me dat ik bij zoveel water eigenlijk maar één enkele brug passeer. Klopt ook niet denk ik nu, er is ook een brug aan het begin van de Nassaukade, waar je amper iets van merkt omdat je aandacht bij de straten ligt. Tot slot het bejaardentehuis. De bocht. En Route 130.

 

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index

 

top of page