144.

Marc Nagtzaam 31.3

Marc Nagtzaam,  Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing

 

Zondag, 13 december 2020

Het is moeilijker om te wandelen dan in het voorjaar. Het wordt zo snel donker en hoewel het helemaal niet onaangenaam is om in het donker te lopen, weerhoudt de gedachte aan schemer mij om de deur uit te gaan. Toch is er een soortgelijke reden om wel op stap te gaan. Tegen drie uur, half vier wordt het donkerder in huis. De zon noch niet achter de kim, wel achter de huizen aan de overkant gezonken. Als ik buiten sta is het veel helderder dan verwacht.

Blauwe lucht. Zachte strepen. Aangenaam fris. Ik besluit om naar het Hugo de Grootplein te lopen en vandaaruit via de Jan van Galenstraat naar West. Alleen het eerste stuk van deze route, tot aan de Markthallen loop ik regelmatig. De Jan van Galenstraat rechtdoor langs het Erasmuspark naar het grote hooggelegen kruispunt met de A10 een stuk minder.

Het is licht en wordt langzaam donkerder. De toegang tot het Erasmuspark licht er prachtig bij. Ik loop aan de overkant van het park, bij de winkels – inpandige galerijen, bakstenen wanden, lijsten van Bentheimer zandsteen, een sportschool, een telefoonwinkel, een stofzuigerkoning. Twee rijen hoge donkere iepen of populieren – dat eerste is waarschijnlijker. Dan naast een gracht de twee witte beesten een ijsbeer en een leeuw. Het park is ruim. Veel kronkelende valse acacia’s, groot, donkere grond erom heen. Alleen een enkele boom nog vol geel blad. Het gras is groen. Ik denk, op grond van de contrasten, dat ergens in een hoek achter de huizen de zon de hemel al rood heeft gekleurd. De kleuren worden intenser. Ik kijk naar de stapeling van rode achterlichten. Zij kondigen de A10 aan.

Dan het kruispunt. Hoog boven. Er zijn meerdere hooggelegen kruispunten over de A10, maar dit is de ruimste, het kruispunt waar je al voetganger opgenomen wordt in het autoverkeer. De hemel is nog blauw. De lichten zijn al rood. Wanneer ik links met de weg meekijk zie ik rijen verbodsborden branden, iets met het aantal kilometer en een gloeiende rode rand. De stoep is donker. Ik loop door bij het tweede zebrapad, dat me weer naar de bewandelde en bewoonde wereld brengt rijdt het verkeer heel hard langs. Hier schiet het de weg en de snelweg op. Geen bescheidenheid meer. Geen rem.

Dan volgt een brede straat die hier Burgemeester Roelstraat heet, met heel veel hoogbouw, links en rechts. Nieuw gebouwd. Vierkant. Hoog. Ongenaakbaar, ook als de architect een patroon van uitstekende witte balkonnetje bedacht waardoor het totaal wat meer op een rots lijkt. Achter het glas van de woningen, textiel van bedden, banken, kussen en gordijnen. Ze plakken tegen het raam, alsof het over met objecten en mensen gevulde aquaria gaat. Dat het raam van plafond tot vloer loopt, ook op de woningen aan de straat versterkt dit effect. Ik kijk een televisie-starende man in het gezicht.

De nieuwbouwflats worden jaren zestig en zeventig flats. Zes tot acht verdiepingen hoog aan mijn rechterhand. Galerijflats van vijftien verdiepingen aan mijn linkerhand, langs de stoep waarop ik nu loop. Ik weet waar ik ben. Deze flats staan langs het water van de Sloterplas. Een weg die ik regelmatig met de fiets genomen heb. Ik besluit de parkeerruimtes te nemen van de flat, en langs de vele auto’s in de richting van de plas te lopen. Ik zie het blauw van de lucht, mat en grijs, met tegen de rand van de bomen een prachtige oranjerode gloed. Aan de overkant van het water, in de verte, de lichten van Meer en Vaart. Dichtbij de vele verlichte woningen van de hoge rechte flats.

Ik neem de eerste rotonde. Deze weg ken ik goed, hoewel ik er zelden in het donker kom. Het lijkt hier open en wild, heel anders dan bij de eerdere brede weg die ik nam waar aan tweekanten muren van huizen zijn. Heel modern, gecultiveerd. De verschillen zijn merendeels schijn. Het stuk grond tussen de straten is niet breed, en hier en daar loop ik eigenlijk langs de achterkant van de gebouwen die ik eerder aan de weg zag liggen. Het ziekenhuis bijvoorbeeld. De werf van het openbaar vervoer. Onder de snelweg A10 door terug. Langs een felverlicht tennisveld, dat overdag niet te zien is. De hoge populieren die de velden omringen zijn kaal. De hoge lichten fel wit, bijna blauw. De gravel is rood en kleine groepen mensen snellen heen en weer. De openheid en wildheid van de straat is het resultaat van het smalle kanaal dat langs de weg loopt. Er zijn dus ook oevers. Er is dus ook gras. Droge riethalmen staan drie meter hoog. Aan de andere kant de trambaan ook met gras begroeid.

Onder de snelweg A10 door, over het Rembrandtpark heen. Hier stopt het water, gaat waarschijnlijk langs het park en mondt in het vierkante water uit. Dan het Mercatorplein en de Jan Evertsenstraat. Het is inmiddels echt donker. De winkels zijn verlicht. Overal ongeveer hetzelfde. Kledingszaken, veel kledingszaken. Lange jurken vol glimmende stenen voor Marokkaanse bruiden; beige, witte, bruine broeken en jassen voor blonde meiden; telefoonwinkels; sigarettenwinkels met waterpijpen in de etalage; supermarkten; veel horeca, gebakken kip, gebakken taart, gebakken vlees met en zonder patat, koffie, ijs … Dat ik er niet over schrijf wil niet zeggen dat ik er geen interesse in heb. Waarom zou ik anders dat boek De zondagen van Jean Dézert, van Jean Ville de Mirmont hebben gekocht? Een man die door Parijs loopt en alle evenementen bezoekt die hem via folders worden aangedragen. Boek viel overigens tegen. Aardig, maar te licht bevonden. En Route 145.

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index

 

top of page