34.

Stephan Keppel 2020 05
Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 x 114 cm.

 

Donderdag 20 februari 2020

Op de radio spreekt een weerman enthousiast over het passeren van een lage drukgebied. Een schoolvoorbeeld, zegt hij. Zijn beschrijving klinkt als een muziekstuk, eerst langzaam, dan snel, dan regen, dan koud en het zal ik nacht weer koud en helder zijn. Helaas kom ik in de regen terecht, vlak voor de laatste koudegolf, en na de warme periode overdag. Als ik vertrek miezert het alleen, anders was ik misschien thuisgebleven, maar bij de weg terug giet het. Er is misschien maar één ding dwazer dan een figuur in een oude regenjas in de regen langs het water, en dat is een jonge vrouw in de regen op een fiets haar mobiel in de hand, enthousiast tegen kind, man of vriendin. Ik kom twee van zulke dwaze exemplaren tegen als ik bijna weer thuis ben.

Water. Als je over grachten spreekt in Amsterdam, wordt bijna vanzelfsprekend en altijd naar de grachten van het centrum verwezen. Dit terwijl het water in de buitenwijken, west en oost, zelfs de Bijlmer, Zuid en Noord even indrukwekkend zijn. Water waarin in de tachtiger jaren nieuwbouw is gepleegd, water met prachtige bruggen, baksteen en zandsteen van de Amsterdamse school – zeehondjes bijvoorbeeld en een waterslang met snorharen die een mannetje in zijn mond neemt – het water van de ringvaarten en dijken, in Amsterdam Oost, maar ook veel verder weg richting Amsterdamse Bos, Slotervaart, Schiphol – een stuk ringvaart van de Haarlemmermeer – kortom overal water: mooi.

De tocht die ik loop is er een langs water waaraan woonboten liggen, in een kleine parallel om de Amsterdam Foodhallen ( Amsterdam Foodcenter)  heen. Je komt Langs een bijzonder Knooppunt waar het Kostverlorenkanaal, het Westelijk Marktkanaal, De Bilderdijkgracht en de Hugo de Grootgracht samenkomen. De oppervlakte van het water is hier zo groot, dat de kadekanten van ver weg kunt zien. Als ik via de Kinkerbrug de Kostverlorenkade oversteek, kan ik de drie a vier grote treurwilgen zien die op een van de oevers van het knooppunt staan. Ze staat op een plantsoen aan de Geuzenkade, de achterkant van de Willem de Zwijgerlaan. Meestal zie ik als ik die kant op kijk aan het einde van het water dat grote vierkante flatgebouw dat de lucht kadert, of hooguit de lelijke driehoekige gebouwen (de piramides) die min of meer recht tegenover de ingang van de markthallen staan. Maar met een kleine buiging van de positie en de blik nemen de enorme bomen met hun warrige pruiken het zicht in beslag.

Dat maakt zo’n wandeling langs het water in een buurt vol bedrijven en oude industrietjes zo mooi. De kadekanten zijn, omdat het water lange tijd de ‘achterkant’ van de woonbuurten vormde,  parkachtig gebleven. Je loopt tussen de bomen, langs het water alsof je elders bent, buiten de stad.

Het waterknooppunt is ook vanwege het uitzicht ter plekke geweldig: Aan de kant van de Van Rijgersbergerstraat, de achterkant van een kleine verzameling nieuwbouw flats, de bloemenbakken, tuinen en het wandelgebied nog ruim mee ontworpen. Aan de overkant het ruime plantsoen van de treurwilgen, waar vele andere hoge en oude bomen staan. In het midden een dwaas eilandje met woningen, waar je wel op kunt, maar niet af. Dat wil zeggen er is geen enkele verbinding met het schiereiland en een overkant. De vierkante huizen van rode baksteen met de witte metalen balkons ligt er saai en goedkoopjes bij.

Ik loop in de richting van de Haarlemmerweg. Eerst langs het werk van Auke de Vries, hoge, kleurrijke metalen vormen die op houten pijlers staan. Soms een meeuw op de top. Dan de fietsbrug en het smalle wegje tussen huizen en woonboten door. Iemand is op het slimme idee gekomen om ter hoogte van de Van Hallstraat Urban Villa’s te bouwen. Dat is jammer. De huizen zijn okay. Nog niet af. In plastic verpakt en ik schrik als er al fluitend iemand onder het plastic vandaan komt. Het is echter spijtig dat enkele parkeerplaatsen aan de bouw van de villa’s vooraf ging. Het pad is er minder besloten door.

Van de Urban Villa’s, naar de sportzaal. Van de sportzaal naar het bedrijventerreintje waar ook een viswinkel en een kringloopwinkel is. Van het bedrijventerreintje naar de molen. Van de molen naar de Kesbeke fabriek en zo langs de Willem de Zwijgerlaan terug.

Fantastisch vind ik het dat de tekening van Keith Haring weer te zien is. Een wit groot monster op een  bakstenen muur. Op de voorgrond hekken en een witte mobiele woning met veel messing en tegeltuin. Dan rechtdoor naar het kleine stukje land met de speeltuin vlak voor de brug waar de liggende tuinman zich bevind. (De Rustende Tuinder van Jan Havermans)

Die tuinman is een bronzen sculptuur. Bijna homo-erotisch, zoals veel sculpturen uit de jaren dertig. Ze hebben vanwege de grote populariteit van de ‘Freikörperkultur’ iets exhibitionistisch. Steeds denk ik dat die tuinman daar in z’n nakie  ligt. Op z’n zij. Hoed op. Schort voor zijn schoot. Maar dat is niet waar, hij draagt een broek die in brons gegoten de vormen van zijn lichaam nogal nauwkeurig volgt. In de burgemeester de Vlugtlaan staat op een klein plantsoen De bouwvakarbeider van dezelfde beeldhouwer.  En Route 35.

 

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index
top of page