45.

Stephan Keppel 2019 07
Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 x 114 cm.

 

Dinsdag 10 maart 2020

Gisteren nog gefietst de route langs de Sloterplas. Via Park, vaart en rotondes heen, langs het parkachtige gedeelte, het zwembad en de flats terug.

Aan de parkkant van de plas, jong groen rond enkele stammen die de hele winter een bult donkere klimop hebben gedragen. Het zullen dorenstruiken, waarschijnlijk Meidoorns zijn. De takken van de grote bomen zijn nog kaal. Op de grond: speenkruid volop en sleutelbloemen (Primula’s) vaal wit. De sneeuwklokken zijn uitgebloeid. Hier en daar laag en donkergroen blad dat op dat van Lelies van Dalen lijkt. De reigers die in dennen wonen maken opnieuw vreselijke keelgeluiden, diep klokkend, schor raspend, helder laag en hoog.

Vandaag regent het. Thuisgebleven. Een boek ter hand genomen dat al jaren in de kast staat. Ook een reis. In 1998 gekocht in München: Böcklin – De Chirico –  Ernst, dadamax voor vrienden. Prachtige expositie in een met klimop begroeid Haus der Kunsten. Ik kies dit boek omdat ik enkele aantekeningen geleden de eilanden in het Vondelpark als dodeneilanden beschreef.

De catalogus van de tentoonstelling in München bevat veel informatie en essays (zelfs Noteboom), over dodeneilanden en nog veel meer. De expositie wil ook de Duitse kant van de ontwikkeling van het surrealisme en de moderne kunst belichten. Interessant, want soms lijkt het alsof de geschiedenis Fin de Siècle zich alleen in Frankrijk afspeelt, niet in Duitsland. Maar er is een werkelijkheid die tussen beide naties inligt, Engeland als appendix. Ondanks de twee oorlogen die nog komen moeten is die ene culturele afzetmarkt Europa al geboren.

Alfred Jarry was Fransman en vertaalde het toneelstuk Scherts, Satire, Ironie en diepere betekenis,  een Komedie in drie bedrijven van Christian Dietrich Grabbe,  nummer 11. op de lijst van boeken van Doctor Faustroll, waar gerechtsdeurwaarder Panmuphle aan het begin van de  neowetenschappelijke roman beslag op legt. Max Ernst heeft het volgens de inleidende tekst nooit over Arnold Böcklin (lievelingsschilder van Herr H.) gehad; Giorgio de Chirico des te vaker.

Maar ik dwaal af: Dodeneilanden dus. Böcklin schilderde er één in 1888. Het werk kent drie varianten en zou onmiddellijk een grote inspiratiebron voor andere schilders (en schrijvers) zijn. De Chirico,  Ernst en Van den Toorn bijvoorbeeld (Joost). Want hoewel je de opzet van het schilderij kan beschrijven als een slim spel met symmetrie en geometrische vormen (dieptewerking), kan je – als je ooit zo’n afbeelding zag – niet meer vergeten dat die twee rotsen links en rechts ook vrouwendijen kunnen zijn. Het zaad geroofd; de man getemd. De ziel kan niet ontsnappen. Ach, om de eilandjes in het Vondelpark met dodeneilanden te vergelijken gaat was ver.

Ik kijk wat beter als ik er langs fiets. Er is één eiland in een plas in het park ter hoogte van het Melkhuis. Een ander eiland bevindt zich in het water bijna aan het einde van het park, bij de Amstelveenseweg. Kleine eilanden met bomen van verschillende lengte die zich in de winter als knoestige groene bladpilaren tonen. Ze zijn vooral romantisch en enigmatisch omdat ze klein en nutteloos zijn, kunstmatig, onecht, een wildernis voor kinderen, vermaak.

Omdat beiden in mijn hoofd gekoppeld zijn, het dodeneiland van Böcklin en de begraafplaats van Rousseau, zoek ik ook dat laatste op. Na de dood van de verhitte denker in 1778 in Ermenonville werd het mode om de romantische tuin aan hem op te dragen en met een kopie van zijn graf te voorzien. Het beroemdste voorbeeld van zo’n folly is te vinden in het  Wörlitzer Park in Saksen-Anhalt Duitsland dat ook in andere opzichten gewijd is aan de ideeën van Rousseau over landbouw en natuur. Maar ook in de buurt van Haarlem kan je voorbeelden vinden. De tuinen bij de landhuizen van de (pre)industriëlen van Nederland werden vaak van follies voorzien; huizen met Indonesische namen, graven van wijsgeren, hutten met oude wijfjes erin…

Rest me iets te zeggen over mijn persoonlijke bewondering voor het werk van Arnold Böcklin. Kan er niets aan doen, kijk met veel plezier naar zijn spartelende faunen en angstige mollige meerminnen, naar zijn vreemde water gespetter en prachtige bomen en planten. Dát is wat ik zie als ik zomers fiets, lover in de rijkste zin van het woord. De cipressen op de dodeneilanden (Villa aan zee). De bomen op het schilderij Prometheus en die over Sapho (met een vleug Claude Lorrain). Het besef kortom dat iedere verbeelding bij nieuwsgierigheid en nauwkeurige observatie begint. En Route 46

 

Eine Reise ins Ungewisse, Arnold Böcklin, Giorgio de Chirico, Max Ernst, Haus der Kunst München, 1998
De expositie was in het zelfde jaar te zien in Kunsthaus Zürich en in de Nationalgalerie in Berlijn.

 

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index

 

top of page