49.

Stephan Keppel 2020 08
Stephan Keppel – Soft Curve /Circular Act. Amsterdam 2019 – 2020. Formaat prints 78 x 114 cm.

 

Zondag 15 maart 2020

Naar Artis via de Kerkstraat. De wandelende toeristen in de stad stellen me vandaag gerust. Ik kijk naar de oude huizen in de smalle straat. Ook hier veel vuil op de hoeken, meestal slaapkamermeubilair, matrassen, allerlei planken, onderdelen van kasten, lades, bodems met wielen en zonder, plastic sledes.

Ik steek de Vijzelstraat over. Op de hoek bij het kantoor van Sjoerd Soeters wordt gebouwd. De galerij en het kantoorgebouw over de straat worden vernieuwd. Ook aan de straat wordt gewerkt. Aan de overkant een fijne doorkijk, waarschijnlijk omdat het zeker wat autoverkeer betreft, veel minder druk is. Je kunt rechtuit, over de magere brug heen, onder de kantoren aan de Wibautstraat door, de Universiteit zien. Iets glanzend groens dat aan het water ligt.

Artis is mooi. De bloemen bij de entree staan in bloei, de bolgewassen, tulpen, rood en geel, witte hoge klokken, kolen heel donker, rood en zwart, boerenkool groen. Ook hier is de lente begonnen. Omdat de gebouwen dicht zijn, geen apenhuis, geen reptielenhuis, geen aquarium en ook de mensapen blijven binnen. Ik kijk naar alles wat buiten is. Het is niet al te druk. Enkele stukken van de route worden opnieuw bestraat. Er staan dranghekken en stapels stenen.

Dat prille en frisse van al die activiteit doet goed. Het heeft iets hoopvols, houdt een noodzakelijke belofte in, terwijl ik ook blij ben dat het nog niet zo druk is als het zou kunnen zijn. Je kunt alles goed bekijken. Het Veentje bijvoorbeeld waar het nieuwe verblijf voor de zwarte slingerapen staat. Omdat de bomen nog niet in blad zijn is de structuur van bomen, water en gebouwtje goed te zien. De vogels zijn terug in hun oorspronkelijke verblijven: De grote pelikanen, die tijdens de verbouwing aan het andere water onder de struiken zaten, zitten nu open en bloot aan de rand van het nieuwe Veentje en tonen hun kleurrijke snavels. Als ze te keer gaan knorren ze als varkens.

De pelikanen roze. De reigers grijs. Het zijn er heel veel in de kale bomen. De aalscholvers zwart een kuif op hun kop. De paartijd begint. De kwakken zie ik niet, wel enkele lege kooien, misschien nog op trek en later dit jaar vanzelf weer terug. Wie weet.  Even mooi als het Veentje, is de Ruïne even verderop in het verlengde van de Hollandse tuin. Die Hollandse tuin is merkwaardig, een laantje met aan weerszijde populieren en op het gras wat struiken in kegelvorm geschoren. Nu je in de verte de Ruïne met de Japanse kraanvogels ziet des te mooier. Het olifantenverblijf, ze scharrelen er wat rond.

Ik loop door, bekijk de wilde honden, bruinrood en groot. De makkaken. Verderop worden de pinguïns gevoerd. Het is een genot. Nu de bomen nog niet vol in blad zijn kan je alles bijzonder goed zien. Dan komen de twee meisje weer in mijn gedachten. Het is geen herinnering. Geen fantasie.

 

Twee meisjes lopen door de dierentuin,  Ze zijn jong. Een jaar of negen, denk ik.  Ze spreken niet. De plattegrond van hun huizen is dezelfde. Een keuken en een slaapkamer voor, daar waar de voordeur is. Een huiskamer en twee kamers voor, daar waar je naar buiten kijkt. En midden in het huis verborgen, een hal met een toilet en een piepklein badkamertje tussen de hal en de slaapkamer van vader en moeder in.

Bij haar thuis een vader die ziek is. Geen moeder meer. Geen broer of zus.
Bij haar thuis een moeder een broer en een zus.

Ze wandelen en giechelen. Wil je patat? Zij heeft nou eenmaal altijd geld op zak, is ook wat ouder. Het wat jongere meisje heeft dat niet. Kan je vader geen patat bakken? Hij heeft een elektrische friteuse in de keuken staan.  De vader heeft stoflongen, is oud en is aardig. Er is een vreemde, ouderwetse sfeer in het huis.

Twee meisjes lopen over straat. Ze zijn beiden een jaar of twaalf en spelen met de poppen. Een meisje heeft een Barbie, een vrouwtjes pop met borsten. De andere heeft een jongentjes-pop, die Michiel heet. Hij heeft donkere haren en een piemel. Ze houden de poppen onderste boven, en kijken wat er gebeurt. Leggen de poppen op elkaar en gaan dan samen naar bed. Jij bent de vrouw en ligt onder. Ik ben de man. Het is veilig en warm. Het is spel. En ze houdt van de jongetjes pop die ze voor haar verjaardag kreeg, een afscheidscadeau en een begin. Ze zal ooit kinderen krijgen.

Twee meisjes lopen over straat. Het zullen steeds andere meisjes zijn. De plattegrond van hun huizen is gelijk. Een keuken met doorgeefkasten aan de voordeurkant van het huis, wat eigenlijk de achterkant van de flat is. De slaapkamer van de grote mensen, de gordijnen altijd dicht. Aan de voorkant de grote woonkamer en de twee kleinere kamers.

De meisjes zijn jong een jaar of zeven.
De meisjes zijn jong een jaar of negen.
De meisjes zijn jong een jaar of twaalf.
De meisjes zijn jong een jaar of zestien.

Het is spannend en fijn. En Route 50.

 

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index
top of page