86.

Marc Nagtzaam 22
Marc Nagtzaam,  Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing

 

vrijdag, 15 mei 2020

Vannacht werd ik wakker en begon het denken. Een vrolijk denken, aan fijne dingen in dit geval. Ik riep in gedachten herinneringen op aan de tekst van Kristeva over Emile Benveniste. Waarom had ik zo van dat essay genoten? Dat specifieke essay waarin de Franse intellectueel het werk van een leermeester hoofdstuk na hoofdstuk uitlegde, en dat eerst artikel in dezelfde bundel, waarin ze haar meertaligheid besprak aan de hand van een Bulgaars (kinder)feest ter viering van de uitvinding van het cyrillische schrift: Antwoord, Omdat de stukken ruimte boden om na te denken over de talige stem in je hoofd. Daar waar gedachten woorden worden.

Door de verwijzing naar meertaligheid (en in het geval van Benveniste een grote kennis van de vele verschillende schriftvormen die naast het alfabet bestaan) diende zich onmiddellijk de vraag aan om welke woorden het dan ging, en waarom juist die. Want, hoewel taal aan de wortel van het denken ligt, is die vorm en woordkeuze minder vanzelfsprekend dan je zou denken. En de gedachte dat de persoonlijke stem, die mogelijk verbonden is met een voortalige beleving en/of voortalig stadium ligt dan voor de hand. Sympathiek dus. Blij dat er ook iets voor, of naast de taalregimes zou kunnen staan. En niet onbelangrijk, denk ik, voor de poëtische talen en vormen die mogelijk iets aanboren dat in het andere taalgebruik verloren gaat, of verborgen blijft.
Van de verheugende gedachten die de teksten van Julia Kristeva bij mij opriepen kwam ik terecht bij die andere theoreticus waar ik blij van wordt: Michel De Certeau. Ik had al heel lang niet meer aan hem gedacht en probeerde me in mijn halfslaap te herinneren waarom ik zo blij van zijn teksten werd. Eenvoudig vond ik het niet om ‘the practice of every day life te lezen’. Ik probeerde het in 2007 toen ik voor het eerst een stadproject wou starten en kwam niet verder dan de eerste hoofdstukken die ik overigens wel heel onderhoudend vond. In het hoofdstuk over strategie en tactiek las ik voor het eerst over Clausewitz. Het bleef goed hangen omdat ik in plaats van een stad project al snel exposities zou maken in Kunstfort bij Vijfhuizen en gedachten formuleerde over oorlog en verdedigingswerken, zoals de Stelling van Amsterdam. Ik werd echter vooral zo blij van De Certeau vanwege zijn milde anarchisme. Het denken over formele structuren werd steeds gepaard aan gedachten over de manier waarop mensen die structuren invullen, een handeling die altijd ook een mild verzet bevatte. (Een voorbeeld van dit verzet is De Certeau’s beschrijving van ‘la Perruque’, de manier waarop werknemers net niet luisteren naar hun werkgevers, en tuinhuisjes bouwen met mee naar huisgenomen restmateriaal bijvoorbeeld.)

Verder dan deze twee korte fragmenten kwam ik niet. Ik luisterde naar Jeroen Boomgaard die graag naast De Certeau verwees, maar vond hem een beetje laf. Enkele jaren later probeerde ik het opnieuw. Weer was wat bleef hangen fragmentarisch, hoewel ik nu meer van de achtergrond van De Certeau’s denken begreep. In een door Sun in 1996 uitgegeven bundel beschrijven Koenraad Geldorf en Rudi Laermans het vroege denken van de Socioloog en Jezuiet: ‘Geloven, Handelen, Weten’ luidt de titel van één van de essays, ‘Theologie, mystiek en psychoanalyse’ luidt een ander. Zonder de artikelen te herlezen, herinner ik me dat ik gefascineerd was door het verschil dat De Certeau maakte tussen het mystieke religieuze denken en formele religieuze teksten en structuren. In dit onderscheidt was de kern van de latere onderscheiden tussen tactiek en strategie al aanwezig. De manier waarop hij in het hoofdstuk in ‘the Practice of Every Dat Life’ waar ik nooit aan toekwam  ‘Walking the City’: place en space onderscheidt. Steeds is er sprake van die opstandige combinatie tussen formele, schijnbaar rigide structuren, en een beweeglijk, persoonlijk, veranderlijk ‘gebruik’.
Het klinkt onwaarschijnlijk dat je hier ’s nachts over nadenkt en er ook nog vrolijk van wordt. Toch was het echt zo. Ik kon niet slapen en voelde me okay, ging naar beneden en besloot eerst nog een Duitse Krimi af te kijken – een manier waarop ik probeer om mijn denken te remmen – en besloot daarna, tegen beter weten in toch nog even op youtube De Certau te googelen. ‘Walking the City’ ik schaamde me een beetje. Schrijf ik al maanden stukjes En Route, ben ik De Certeau toch helemaal vergeten! En dat terwijl zijn boek een prachtige passage bevat over de samenhang tussen wandelen en taal. Een actrice droeg een passage uit dit hoofdstuk voor als een gedicht. Wat mooi! Mooier dan het werk van de Schotse antropoloog Tim Ingold die sterk op De Certeau’s gedachtengoed leunt. Zijn onderscheid tussen dwelling (zwervend wandelen) en transport is op het diens denken gebaseerd.

Tot zover. Zonder al te veel enthousiasme bekeek Ik enkele filmpjes die de titel ‘Walking the City’ droegen. Daarna vond ik een geweldig discussiegesprek tussen Foucault en Chomsky. Het speelde zich af in de jaren 70 en was opgenomen in de TU in Eindhoven. Engels ondertiteld, in het Nederlands ingeleid en verklaard en zeer goed gefilmd. Na een half uur had ik  het wel gezien en ging ik weer naar boven, naar bed. En Route 87.

 

Het Chomsky – Foucault televisiedebat (november 1971, in uitgeschreven vorm sinds 1974 bekend als ‘Over de menselijke natuur: rechtvaardigheid contra macht’ [Human Nature: Justice versus Power]) staat sinds 2012 compleet op DVD en op YouTube.

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index
top of page