77.

Marc Nagtzaam 24
Marc Nagtzaam,  Zeichnungen / An Index of Notes / Jpeg / Variable dimensions / 2019 – ongoing

 

Vrijdag 1 mei 2020

Ik geniet van de regen! De lucht is grijs. Er drijven grote witte wolken voorbij. Het waait en de hoogste boomtoppen zwaaien. Soms wat heftiger, dan wordt het weer stil. Eenmaal wakker staar ik naar het gezichtje op de Kubadoek – twee rondjes als ogen en een schuin maantje als neus – en ik luister naar de druppels op het dak.

Alle bomen zijn groen. Ontelbare schakeringen. De Iep voor het raam. De platanen op het plein. De esdoorn en berk in de achtertuin, en ook de hoge, kromme lariks. Alles, behalve de grote wilg die in de vroege lente zo prachtig schitterde, kralenkettingen met druppels water, groen en geel, heel licht. Want de boom is gesnoeid: Buurvrouwen voor de deur die kletsen. “Wat een kabaal!” Er staat een versnippermachine in de straat.

De man in de tuin beneden, praat met mij. Ik sta in het raam: “Nee, hoor mevrouw, alleen snoeien.”
De man in de boom tussen blad verborgen bemoeid zich ermee. Ik had hem nog niet gezien. Hij hangt, gezekerd met touw, aan de boom, een kettingzaag in de hand en kijkt als ik met zijn collega een praatje maak. Als ze weg zijn, rest een kale stam. Het regent.

Ik ben er blij mee. De ramen zijn nat. Zo aangenaam koud. Zo geruststellend. Zelfs de lucht uit het putje in de badkamer ruikt fijn. Wanderlust. Geen ozongeur meer, zoals gisteren. Het begint nu nat te worden, ook op de grond en het zand vlak onder de bomen. Onkruid tussen de tegels, varkensgras, raket. De bloemen bloeien en worden groot. De stokrozen die in de kieren langs de huizen staan en nog geen bloemen dragen. Maar de stengels zij fris en dik en het blad wordt als maar groter.

Al fietsend heb ik look zien staan, look zonder look, en fluitekruid, en veel bloeiende meidoorn, en beginnende longbloemen wit en paars, en zuring – prachtig getekend donkergroen blad met een mooie spitse top. Ik lees op een website dat dit krulzuring is. De zuring die in de velden staat is anders. Er staan margrieten, koolzaadbloemen en wegebree. De distels zijn groter en minder frist. En natuurlijk, tussen stinkende gouwe, stokrozen en spruiten van de accacia de donkerpaarse, lichtpaarse en witte Seringen.

Ik denk aan de Sering achter het witte gaasdoek en de steigers op de hoek van de straat. Takken die die tussen de stellages van de schilders door naar voren buigen. Hun donker kleur maakt die van de  speeltoestellen, auto’s, vuilnis- en bloembakken intenser. De sering is een bloem die mij naar midden Europa voert, naar Oostenrijk en Rusland. Daarom vond ik het zo aardig om te leren dat de eerste exportbloemen uit Aalsmeer de Seringen waren die op de kleine veeneilanden werden aangeplant. In het prille begin van het voorjaar werden ze uitgestoken en in de kassen gezet, om nog voor de lente naar Rusland te worden uitgevoerd.

Veel bloeiende bloemen en planten dus. Ik som hun namen op als ik wandel, staccato op het ritme van mijn passen. En Route 78.

 

EN ROUTE is een experiment waarin herhaling centraal staat. Het is een onderzoek naar de flexibiliteit van taal en de flexibiliteit van de waarneming. Hoe komen schrijven en (voort)bewegen samen als je steeds dezelfde routes neemt? index
top of page